Halloween ligt volgens onze (Gregoriaanse) kalender al weer achter ons, maar in tijden voor de Juliaanse kalender keek men mogelijk niet zo nauw op de perioden waarin gefeest kon worden. Feesten duurden meestal langer dan 1 avond of dag, ze markeerden vooral een periode in het jaar. Die markeringen hingen samen met seizoenen. Het seizoen voor zaaien of oogsten bijvoorbeeld.
De eigenaardige opvatting van de Kelten dat een dag begint aan de vooravond wanneer het donker wordt en evenzo dat het nieuwe jaar begint in de periode dat de dagen merkbaar korter worden kan tot een leuke filosofische oefening leiden. Daar houd ik me hier nu niet mee bezig.
Wat ik wel wil opmerken is dat Halloween, wat zich kan verheugen in toenemende belangstelling, een deel is van een reeks van jaarfeesten die verschillende perioden in een jaar markeren. In vroeger tijden waren deze feesten vooral gekoppeld aan de landbouw: zaaien, groei, oogst, verval, waarbij het nieuwe zaad al weer in de grond wacht op het voorjaar.
Op één of andere manier blijven de gebruiken die daaraan ontsproten zijn vrij onverwoestbaar doorleven, doorgegeven en veranderd door volgende generaties. De RK kerk heeft tijdens de kerstening meermaals moeten wijken en bestaande gebruiken moeten accepteren. Deze van een Christelijk sausje voorzien was alles dat mogelijk was. Kerst is daarvan waarschijnlijk het duidelijkste voorbeeld. Er zijn geen historische bronnen die aantonen dat de geboorte van het kindeke Jezus plaatsvond op 25 december. 25 December opvoeren als geboortedag voor Jezus is vooral een kunstgreep van de kerk om het Yulefeest om te kunnen dopen tot Kerstfeest. Yule is trouwens zo’n feest waarvoor de voorbereidingen overigens al weken eerder begonnen en wat 12 dagen duurde. (In de winter was er toch niet veel anders te doen.)
Het Halloween feest, eigenlijk Samhain (einde van de zomer, eerste dag van de winter) valt in een periode die zich kenmerkt door afsluiten, balans opmaken en herdenken. Benaming en gebruiken rond Samhain en Halloween zijn redelijk succesvol vervangen door tradities van Allerheiligen en Allerzielen. Dat komt waarschijnlijk vooral omdat de thematiek hetzelfde is gebleven. In de herfst trekt het zichtbare leven zich terug en de doden worden herdacht. Mensen leggen bloemen op de graven van overleden familieleden en op tal van plaatsen worden lichtjestochten georganiseerd.
In Noordwest Europa is de periode september tot en met november vanouds een periode van lichtjesfeesten. Deze feesten werden lange tijd toegewijd aan een hele schare heiligen. In Nederland is het meest bekende lichtjesfeest dat van sint Maarten. De laatste jaren kunnen lichtjesfeesten, lampionnentochten etc. om allerlei of geen reden plaats vinden. Wat hierbij zeker genoemd moet worden zijn de “Fakkels voor Vrede” tochten op Kerstavond.
Wat vanuit de VS weer terug naar Europa wordt geïmporteerd lijkt vooral gestoeld op oude Ierse gebruiken. Dat het hier zoveel aansluiting vindt, heeft mogelijk zijn bron in bewaard gebleven tradities. Want ook in Nederland zijn (vooral in de meer afgelegen regio’s) diverse najaarsgebruiken nog lang bewaard gebleven. Met de huidige ontkerkelijking is er volop ruimte voor een moderne invulling van oude tradities die wellicht nog ergens in soort collectieve herinnering sluimeren.
In de seizoensgebruiken wereldwijd in verschillende religies liggen ook verrassend veel overeenkomsten.