Overgenomen van de feestboek-pagina van Peter Terryn, de schrik van burgerlijk Vlaanderen. Long read, maar er zijn slechtere manieren om je weekend te besteden.
Belangwekkend
In zijn stuk ‘tolereer geweld niet, want het is schadelijk voor verzet’, trekt Mo-hoofdredacteur Gie Goris van leer tegen wat hij noemt ‘amokmakers’ die in Hamburg verantwoordelijk zouden zijn voor het geweld tijdens de G20-top.
Het is een belangwekkend stuk. Want inderdaad: geweld mogen we niet tolereren. Helaas heeft Dhr. Goris het niet over het geweld waarvoor de aanwezige G20-leiders verantwoordelijk zijn. Hij heeft het niet over het geweld, verpersoonlijkt door de aanwezige koning Salman bin Abdoel Aziz al-Saoed van Saoedi-Arabië, tegen zijn eigen sjiitische bevolking of de oorlog die dat land met Amerikaanse wapens voert in Jemen waardoor cholera honderdduizenden kinderen bedreigt. Evenmin heeft hij het over het geweld verpersoonlijkt door de al even aanwezige Recep Tayyip Erdoğan van Turkije die zijn leger en milities inzet om tientallen Koerdische steden, wijken en dorpen van de kaart te vegen, tienduizenden mensen laat ontslaan, gevangennemen, martelen of die zijn leger Syrië laat bombarderen. Dhr. Gie Goris heeft het evenmin over het geweld van Rusland of van de Verenigde Staten dat de ene illegale interventie en oorlog na de andere voert en door haar militair-industrieel complex de hele planeet van wapens voorziet en dus systematisch oorlogen en geweld uitlokt.
Tenslotte heeft Dhr. Goris het evenmin over het geweld van de Europese Unie, waar ons land deel van uitmaakt, en dus niet over de Belgische F16s die sinds 2008 achtereenvolgens Afghanistan, Irak, Libië en Syrië bombarderen. Dhr. Goris spreekt ook nauwelijks over het geweld dat politiediensten voorafgaand op vreedzame betogers, doorsnee bewoners van Hamburg of activisten die met toelating kampeerden in een park te verduren kregen.
Dhr. Goris heeft het louter over het geweld door een deel van de activisten en focust daarop, net als de burgerlijke pers en de politiediensten die het volmondig met hem eens zijn. Al dat andere geweld – waarvoor de verantwoordelijken tijdens de top van de G20 in Hamburg zaten – laat hij onvermeld. Het is wellicht onderwerp voor andere artikelen.
Ieder zijn verzetje
Evenwel: het geweld van de betogers scheiden van het institutionele geweld en doen alsof het om twee zijdes van dezelfde medaille gaat, is natuurlijk grotesk. Het geweld van de betogers is niet het equivalent van het institutionele geweld, het is er het tegendeel van. Het is een poging om dat institutionele geweld, dat exponentieel veel grotere schade aanricht, een halt toe te roepen. Men kan zich afvragen of het efficiënt is. Maar is het daarom ook een objectieve bondgenoot van de status quo, zoals hij schrijft? Of ondergraaft en doorbreekt het precies de status quo op een meer efficiënte manier dan de vreedzame betogingen die toch al decennia lang deel uitmaken van de status quo? Belangrijke vragen.
Dhr. Gie Goris vraagt zich in zijn inleiding ook af ‘Waarom slaagt links er niet in die objectieve bondgenoten van de status quo te isoleren?’ Hij kan daarop geen antwoord formuleren, omdat hij niet definieert wat links is en evenmin te rade is gegaan bij de organisatoren.
Links is geen eenheid en kan dus niets dergelijks beslissen. Er bestaat geen Uitvoerend Comité van links en zelfs geen Voorlopig Secretariaat, helaas. Het kan derhalve geen besluiten uitvaardigen of fatwa’s decreteren, hoe graag sommigen ter linkerzijde dat ook zouden willen. Links bestaat uit talloze deelaspecten waaronder burgerlijke fracties, pacifisten, communisten, goedmenende christenen, revolutionairen, salonsocialisten, schrijvers van essays, feministen, verdwaasde sociaaldemocraten, verlopen kunstenaar en talloze andere fracties. En natuurlijk ook de autonomen en anarchisten waar Dhr. Goris naar verwijst. Want het is niet omdat ze een andere kijk en strategie hebben dan Dhr. Goris dat ze daarom minder links dan hem zouden zijn. Het tegendeel is – althans theoretisch – best mogelijk.
Indien Dhr. Goris te rade zou gegaan zijn bij organisatoren van de betogingen en acties van de G20, had hij wellicht Emily Laquer ontmoet. Zij organiseerde mee de G20 not welcome-betoging met meer dan 100.000 deelnemers en de Tag des Ungehorsams waarbij onder meer een havenblokkade hoorde. Over waarom links de ‘amokmakers’ van Dhr. Goris niet kan isoleren, zegt Emily Laquer: ‘Ik wil tot een linkerzijde behoren die niet dogmatisch is. We willen altijd opnieuw onderzoeken welke de juiste strategische weg is.’ Ze lijkt zich door die uitspraak toch tot de linkerzijde te bekennen – misschien meer dan Dhr. Goris – en legt duidelijk uit waarom niet op voorhand werd opgeroepen tot geweldloosheid: ‘Wij plannen een massablokkade en een grote demonstratie. Maar dat wil nog niet zeggen dat het aan mij is anderen te becommentariëren. Ik zie ook niet in wat erbij te winnen valt als ik in deze fase van de mobilisatie zou beginnen opsommen met wie ik zeker niet de straat op wil.’
Natuurlijk werden zij en de andere organisatoren systematisch door de burgerlijke pers gevraagd om zich van geweld te distantiëren. Dat hebben ze evenwel geweigerd. Het verklaart misschien waarom Duits links rond de organisatoren van de G20-betogingen er niet in slaagt zich van het geweld te distantiëren: omdat Duits links dat niet wenst. Emily Laquer zegt daarover nog: ‘de vraag tot distantiëring is zo’n soort stokje dat ons telkens voor de neus gehouden wordt, om te vragen aan welke kant sta je eigenlijk?’ Haar antwoord is duidelijk: aan de kant van de betogers en actievoerders. Over het geweld zelf zegt ze ‘Of het nu zinvol is om auto’s in brand te steken, is een relevante vraag. Het is in ieder geval niet mijn actievorm. Maar als ik zou beginnen opsommen wie er allemaal niet bij hoort, zouden er op het einde heel weinig mensen staan met wie ik het dan wel helemaal eens zou zijn’.
Denkfouten
Dhr. Goris maakt verschillende denkfouten in zijn stukje. Het is begrijpelijk, omdat hij sommige termen niet of onvoldoende definieert. Soms vergist hij zich in de betekenis van die termen. Zo schrijft hij over de grote betoging ‘van heel diverse mensen die zich verzetten tegen de manier waarop machthebbers de wereld inrichten’. Maar die mensen verzetten zich daar natuurlijk niet tegen. Ze protesteren. Dat is iets heel anders.
Een bekende Duitse journaliste schreef daarover in een artikel ‘Vom Protest zum Widerstand’ eens ‘Protest ist, wenn ich sage, das und das paßt mir nicht. Widerstand ist, wenn ich dafür sorge, daß das, was mir nicht paßt, nicht länger geschieht. Protest ist, wenn ich sage, ich mache nicht mehr mit. Widerstand ist, wenn ich dafür sorge, daß alle andern auch nicht mehr mitmachen.’ In het Nederlands: ‘Protest is als ik zeg: dat en dat bevalt me niet. Verzet is ervoor zorgen dat wat me niet past, niet meer gebeurt. Protest is als ik zeg: ik doe niet meer mee. Verzet is als ik ervoor zorg dat alle anderen ook niet meer meedoen.’
Betogen is dus helemaal geen verzet. Net zomin als petities dat zijn, of het schrijven van kritische stukjes, een ludieke actie of een vakbondsbetoging of het uitgeven van een tijdschrift. Dat zijn allemaal vormen van protest. Legitiem natuurlijk, wellicht noodzakelijk ook. Maar men mag zich tevens afvragen of ze meer of minder efficiënt zijn dan het blokkeren van een topontmoeting. Dat is namelijk wel verzet. Net zoals het verjagen van de politie uit je wijk, het doorbreken van een politiekordon, het saboteren van een deel van de economie, het stoppen van de flux van het kapitalisme of het inrichten van een tijdelijke autonome zone.
Wie alleen protest als aanvaardbare contestatie ziet, is natuurlijk tegenstander van verzet. Dat spreekt voor zich. Nochtans zou men kunnen stellen dat vandaag blijkt dat al dat vrijblijvend geprotesteer geen moer uithaalt. Dhr. Goris heeft – net als ik – zelf al honderden keren van Brussel-Noord naar Brussel-Zuid gewandeld en samen kunnen we zeggen dat de meeste dingen waartegen we geprotesteerd hebben er zijn gekomen en de meeste zaken waar we voor betoogden zijn verdwenen. Misschien is het dan tijd om van strategie te veranderen. Een Duits-Zwitsers wetenschapper heeft waanzin ooit gedefinieerd als steeds hetzelfde doen en een andere uitkomst verwachten. Misschien is verzet vandaag – gezien de hoogdringendheid van de talloze crises – een morele imperatief geworden.
Dhr. Goris volhardt in zijn dwaling waarbij hij protest en verzet door elkaar haalt als waren zij hetzelfde. Zo schrijft hij ‘niets schaadt en discrediteert een brede beweging van verzet meer dan extremistisch en nihilistisch geweld. Wie dat niet erkent en zich dus niet ondubbelzinnig afzet tegen de goed voorbereide kernen van geweldplegers, draagt niet bij tot eenheid in verzet, maar tot het afstoten van veel gemotiveerde burgers.’
Een dergelijke uitspraak is zeer fel in tegenspraak met wat de organisatoren van de G20-betogingen zelf stelden. Zo zei Emily Laquer: ’succesvolle sociale bewegingen zijn altijd een mengeling van vele actievormen. Ook als er mensen bij zijn die een andere strategie hebben, maken ze desondanks deel uit van de beweging.’ Ondanks deze klare taal vanuit de organisatie zelf, leek niemand afgeschrikt door het mogelijke geweld. In tegendeel: zowel de politie als de organisatoren leken verrast door de massale opkomst en de betoonde radicaliteit. Wie ingaat op de uitnodiging met als titel ‘Welcome to Hell’ en ‘international days of action’ moet zich ook niet verwachten aan een borduurwerkje, een dinertje of het schrijven van een essay.
Dhr. Goris neemt in zijn poging om de burgerij achterna te hollen in hun morele veroordeling van alle geweld (behalve natuurlijk dat van henzelf waarop zij het monopolie claimen) ook de terminologie van de reactionaire pers over. Hij noemt het geweld ‘nihilistisch’. Alsof de autonomen en anarchisten geen enkel doel hebben, buiten het geweld zelf. Dat is aperte onzin. Het black bloc is geen beweging en heeft in die zin inderdaad geen eigen doel. Het is een tactiek die iedereen kan toepassen. Jezelf onherkenbaar kleden zegt niets over je intenties. Het is een manier om je te beschermen tegen de alomtegenwoordige camera’s en controlemechanismes van de overheid. Je kan dat doen omdat je buiten de wet wil treden en sabotage plegen van bankautomaten bijvoorbeeld. Maar je kan het ook doen omdat je leerkracht bent en in september weer gewoon wil lesgeven zonder aangesproken te worden op je engagement. Omdat je niet het slachtoffer wil worden van een Berufsverbot. Of om je te beschermen tegen latere represailles van je neonazi buren bijvoorbeeld. Of omdat je niet in een Europese database van extreemlinks terecht wil komen. Er zijn dezer dagen talloze verstandige redenen te bedenken waarom je liever niet herkend wil worden. Dat zegt niets over je bedoelingen. Het betekent niet dat je auto’s in brand wil steken of rel schoppen. Een black bloc veroordelen louter en alleen omdat mensen zich onherkenbaar kleden, is dus voorbarig en onzinnig.
Autonomen en anarchisten zijn natuurlijk geen nihilisten. Nihilisten geven nergens om, geloven in niets. Ze gaan dus ook niet naar betogingen of zich anderszins politiek engageren. Men kan over autonomen en anarchisten veel zeggen, maar ze zijn wellicht het tegendeel van nihilisten. En hun handelen komt niet uit een gebrek aan zingeving, visie of doelen, maar dient specifieke doelen en is coherent met hun visie. Zoals autonome centra, tijdelijke autonome zones, het gebruik van sabotage, de autonome tijdschriften en affiches en de erbij horende cultuur alles behalve nihilistisch zijn, zo zijn ook hun actiemethodes dat. Ze maken namelijk deel uit van een weloverwogen strategie om verandering in de samenleving af te dwingen en vrijheid en rechten te heroveren op de staat.
Ik vind het erger wanneer iemand die ter linkerzijde invloed heeft, slecht geïnformeerd de rechtse media achterna holt, zich van dezelfde fraseologie bedient in de hoop en de veronderstelling aanvaard te worden in burgerlijke middens, dan wanneer er auto’s branden. Wellicht omdat ikzelf geen auto of invloed ter linkerzijde heb. Dan is het natuurlijk makkelijk praten.
Misschien is het zinvol om voor Dhr. Goris de woorden van Dom Hélder Câmara in herinnering te brengen. Hij zei vanalles en onder meer:
Er zijn drie soorten geweld. De eerste soort, en de moeder van alle andere, is het institutioneel geweld dat uitbuiting, dominantie en onderdrukking legaliseert en bestendigt. Het geweld dat miljoenen mensen verplettert onder haar stille en goed geoliede wielen.
De tweede soort is het revolutionaire geweld, geboren uit de wil om de eerste soort af te schaffen.
De derde soort is het repressieve geweld dat als doel heeft het tweede te verstikken als verlengstuk en handlanger van de eerste soort waaruit alle geweld voortkomt.
Er bestaat geen grotere hypocrisie dan alleen maar de tweede soort geweld te benoemen en doen alsof men de eerste soort waaruit ze voortkomt en de derde die doodt, is vergeten.
Don’t fear the media. Burn them.
Vraag is natuurlijk waarom Dhr. Goris – en ter linkerzijde nogal wat mensen en partijen met hem – die radicale en slecht geïnformeerde en ongenuanceerde veroordeling van het geweld nodig vinden. Ze zijn slecht geïnformeerd aangezien ze voorbijgaan aan het georganiseerde geweld door de overheid en de politie. Veel meer dan autonomen of het black bloc, is het de politie die herhaaldelijk geweld heeft uitgelokt en gebruikt. Vaak zonder aanleiding. Daar vind je makkelijk een tiental voorbeelden van. Zo schreef een Duitse journaliste:
‘Zonder enige aanleiding worden we omringd door agenten, het gezicht onherkenbaar achter een donkere helm, wapenstok in de hand. Ze zijn met velen, vast meer dan de helft van de aanwezige jongeren. Onder hen ook speciale eenheden uit Bayern, opgeleid en getraind voor zware onlusten. Voor ons staat een donkere, dreigende wand. Boven ons horen we opeens politiehelikopters. Achter de zwarte muur duiken politiepantsers en vier spuitwagens op. Wat is het nut van deze militaire aanpak? Naast mij zegt een man: ‘Wat is hun bedoeling? Dit is tactisch helemaal fout.’ Sommige jongeren roepen en schelden naar de agenten. Iemand steekt een bord omhoog: ‘Make love great again’. De politie heeft intussen straten afgesloten. Spuitwagens doen hun werk. Agenten pakken jongeren op, laten hen niet wegvluchten. Ja, ik heb in Hamburg gewelddadige jongeren gezien maar deze keer waren het agenten die het geweld zochten. Ik heb de politie altijd beschouwd als mijn beschermer. Dinsdagavond heb ik een heel andere politie gezien. Bij mij blijft de indruk: de politie heeft dit gewild en geprovoceerd.’
Ik begrijp natuurlijk dat ze bang zijn. Bang om, zoals Dhr. Goris schrijft, ‘de inspanningen van grote vakbonden, bewegingen en organisaties om de radicale kritiek op de neoliberale Washington Consensus te mainstreamen’ te zien vernietigen. Ze zijn bevreesd van ‘straatgeweld omdat het de aandacht wegzuigt van wat de grote meerderheid van de demonstranten in Hamburg duidelijk wilde maken.’ Bang van de pers dus, die alleen vreedzame acties toejuicht zolang die binnen een vooropgesteld kader passen. Media, die dol zijn op symbolische en ludieke acties maar die grossieren in het zaaien van paniek en het aanjagen van angst en haat. Zoals in eigen land op de vooravond van de eerste grote vakbondsbetogingen tegen de regering Michel. Wekenlang waarschuwden de kranten hier toen voor relletjes en ongeregeldheden en bepleiten ze de bevolking om maar beter thuis te blijven.
Hoe groot was iedereens verwondering toen de opkomst veel massaler bleek dan de politie, vakbonden en de pers hadden gehoopt of gevreesd? Het illustreerde alvast dat een steeds groter deel van de bevolking zich niets meer gelegen laat aan wat de traditionele media op hun voorpagina’s afdrukken. Het illustreert dat steeds minder mensen vatbaar zijn voor de beeldvorming waar die media voor staan. En wie vandaag zijn tactiek of strategie laat bepalen door wat hij vreest dat de media zouden kunnen publiceren en de focus die ze zouden kunnen leggen, heeft niet goed opgelet.
Want enerzijds zijn die media bijzonder gezagsgetrouw en zullen ze altijd angst aanjagen en mensen ervan proberen te weerhouden om aan te sluiten bij grote protestbewegingen. Dat is de rol die ze zichzelf hebben toebedeeld. Het is wat ze doen. Anderzijds verliezen diezelfde media ook hun relevantie door het ontstaan van eigen media die onafhankelijk zijn en dus een bijzonder grote rol kunnen en zouden moeten spelen in de organisatie en de promotie van de diversiteit van tegenbewegingen. Want uit de aard van de globalisering van de problemen en de schaal ervan, zal de tegenbeweging diverser worden. Zowel in inhoud als in tactiek en strategie. Die diversiteit zien als een probleem, verzwakt de hele beweging. Want wie weigert op te stappen met autonomen omdat hij gelooft dat hun tactiek schadelijk is, maar meeloopt met sociaaldemocraten wiens strategie mee aan de basis van de problemen ligt, zet zichzelf aan een specifieke kant van het conflict: dat van het radicale midden of anders geformuleerd: de status quo. Want wat brengt ons die strategie van ‘grote vakbonden, bewegingen en organisaties’? In de VS in het beste geval een neger als president en een change we can believe in. In het zuiden van Europa zelfs radicale sociaaldemocraten die de klassieke sociaaldemocraten op de puinhopen van de geschiedenis doen belanden om daarna radicaal hun besparingsbeleid verder te zetten.
Dhr. Goris betreurt dat ‘grote organisaties én kleine of radicale basisorganisaties zich [niet] echt en effectief afkeren van groepjes die opdagen in zwarte kledij, voorzien van bivakmutsen en rugzakjes vol projectielen.’ Ook daar is hij slecht geïnformeerd want het gebeurt systematisch op vakbondsbetogingen, waarbij de vakbond de politie bijstaat om de zogenaamde amokmakers uit de betoging te halen, hen met geweld en de bijhorende verwondingen te arresteren zodat de stoet rustig verder naar Canossa kan gaan. Vakbondsmilitanten weerhielden omstaanders ervan om tussen te komen zodat de politie haar werk kon doen en het imago van beide organisaties ongeschonden bleef.
Dat de autonomen zonder reden werden gearresteerd, 12 uur of langer werden opgesloten, een aantal gewond werd, hun recht op organisatie, vrijheid van meningsuiting en betoging werd geschonden en ze onterecht werden vervolgd, kon achteraf niemand boeien. Het waren toch maar ‘nihilisten’.
Hoever staat Dhr. Goris met zijn onverholen oproep van het plan van Duitse politici voor een Europese database met linksextremisten zodat grote organisaties én kleine of radicale basisorganisaties zich niet eens echt en effectief hoeven af te keren van groepjes met een andere tactiek of strategie?
Dat is misschien de meest pijnlijke vaststelling: de opinie van hoofdredacteur Gie Goris komt zowel inhoudelijk als vormelijk bijzonder sterk overeen met wat Bild-Zeitung daarover schrijft, met wat de rechtse pers in het algemeen te melden heeft, met wat rechtse politici vandaag voorstellen en eisen.
Ik laat hem met de bedenking van Trotsky uit 1936 toen hij in ‘Hun moraal en de onze schreef:
‘In een tijdperk van triomferende reactie beginnen de heren democraten, sociaaldemocraten en andere vertegenwoordigers van het ‘linkse’ kamp een dubbele hoeveelheid moraal uit te wasemen, net zoals mensen die uit vrees zeer sterk beginnen te zweten. Deze moralisten wenden zich, terwijl zij met hun woorden een nieuwe uitleg aan de Tien Geboden of de Bergrede geven, niet zozeer tot de triomferende reactie, als wel tot de revolutionairen, die onder hun vervolging lijden en die met hun ‘excessen’ en ‘amorele’ principes de reactie ‘provoceren’ en daardoor de reactie een morele rechtvaardiging voor haar optreden geven. Bovendien schrijven zij een eenvoudig, maar zeker middel voor om de reactie te ontlopen: men moet tot inkeer komen, en zichzelf in moreel opzicht vernieuwen. Voorbeelden van zedelijke volmaaktheid worden door alle belanghebbende redacties gratis uitgedeeld aan ieder die dit wenst.
De klassengrondslag van deze valse en opgeblazen preken is de kleinburgerlijke intelligentsia. De politieke grondslag is hun onmacht en verwarring tegenover de aanval van de reactie. De psychologische grondslag is hun streven om het gevoel van eigen tekortkomingen, door middel van een aangeplakte baard te overwinnen.
Een geliefde handigheid van de moraliserende kleinburger is de houding van de reactie gelijk te stellen aan die van de revolutie.’