Op 2 augustus 1990 staken Iraakse troepen de grens met Koeweit over en bezetten het land. De Iraakse regering had met zo’n aanval gedreigd als Koeweit zijn economische oorlog tegen Irak niet zou stopzetten. Koeweit bleef veel meer olie produceren dan zijn quota toelieten en zorgde zo voor een scherpe daling van de petroleumprijzen. Iedere prijsdaling van 1 dollar per barrel kostte Irak 1 miljard dollar per jaar. Op 6 augustus stelde het Westen een totaal embargo tegen Irak in. Alle pogingen om de situatie met diplomatieke middelen op te lossen werden door de VS geboycot.
Op 17 januari 1991 viel een coalitie van 34 landen, waaronder enkele Arabische landen, Irak aan. In 43 dagen voerden die 100.000 luchtbombardementen uit, vuurden ze 450 Tomahawk-raketten af en dropten 265.000 bommen, 88.500 ton, zeven maal de kracht van de Hiroshima-bom en meer ton TNT dan wat de geallieerden op Duitsland tijdens W.0.II neergooiden, meer dan 4 kilogram per Irakees. Slechts 7% van de bommen waren “intelligente” lasergestuurde projectielen. Al de rest was een bommentapijt dat doelbewust een groot deel van de sociale en economische infrastructuur van het land vernietigde. Het begin van een 25-jarige oorlog die nog steeds voortduurt.
Een reporter van CNN peilde naar de impressies van een piloot die terugkeerde van de eerste bombardementsvlucht boven Irak. Lyrisch, bijna in extase beschreef hij het wonderlijk schouwspel van licht en explosies, kleuren en vuurwerk, dat hij vanuit de cockpit van zijn bommenwerper had mogen aanschouwen. En hoe trots hij wel was dat hij de choreografie van dit spektakel mee had mogen regisseren. Hoog in de lucht zag hij natuurlijk niet de angst, de ontreddering, de wanhoop en de dood van gewone burgers, die door duizenden goed gerichte voltreffers alles kwijtraakten wat hen dierbaar was.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: dewereldmorgen.be