Ik trof een artikel aan op Alternet.org, en alhoewel het specifiek over de Verenigde Staten gaat geldt het in zekere mate ook wel voor West-Europa, en kan voor het overige vooral gelden als waarschuwing voor leugenachtige praatjes over die participatiemaatschappij van Rutte c.s. Een vertaling/samenvatting:
In Amerika heerst er een sterk geloof dat als je maar hard genoeg werkt iedereen de middenklasse kan bereiken [alhoewel de term middenklasse in de VS onderhand een eufemisme aan het worden is voor iemand die twee onderbetaalde banen nodig heeft om het hoofd boven water te houden; LB]. Het nadeel van deze op zichzelf positieve instelling is dat armoede daardoor als iets verwijtbaars gezien wordt, bijvoorbeeld als een logisch gevolg van luiheid. Die overtuiging bestaat bij 60% van de Amerikanen, terwijl slechts 26% van de Europeanen dit vindt [als het aan Rutte c.s ligt moet dit percentage natuurlijk veel hoger komen te liggen; LB].
En meer dan een geloof is het ook niet, want heel makkelijk blijkt het niet te zijn om armoede te voorkomen of eruit op te klimmen. De hoogste klasse blijkt in werkelijkheid een vrij goed ingegraven elite te zijn, terwijl de midden- en onderklasse in een voortdurend precaire onderlinge wisselwerking verkeren. Alhoewel de meeste Amerikanen een hekel aan welfare (bijstand) hebben, komen de meesten er wel degelijk vroeg of laat een keer in terecht.
Gekleurde mensen hebben een grotere kans op armoede, en alhoewel veel mensen die in de armoede zitten daar op zeker moment ook weer uitkomen (onder meer dankzij het sociale vangnet) is ook die kans afhankelijk van de huidskleur.
Als het gaat om het bereiken van de top, blijkt een van de sterkst voorspellende factoren te zijn hoe welvarend je (voor)ouders waren. Slechts 2 promille van de onderste 5% komt ooit in de hoogste 1% terecht. 82,7% van degenen die in de top 1% begonnen bevindt zich daarentegen10 jaar later nog steeds in de top 10%.
Welvaart blijkt in feite een erfelijke eigenschap te zijn. Volgens sommige onderzoeken blijkt de hoogte van iemands inkomen zelfs sterker erfelijk dan iemands lengte te zijn. Dit is wel duidelijk meer het geval in de Verenigde Staten dan in diverse andere westerse landen. De effecten van opgebouwde rijkdommen kunnen zelfs over wel vijftien generaties merkbaar blijven.
Het blijkt dus dat de Amerikaanse maatschappij niet zozeer uit ‘makers’ en ‘takers’ bestaat, zoals men het daar ter rechterzijde van het poltieke spectrum graag noemt, maar dat de meesten vroeg of laat beide posities zullen ervaren. Opmerkelijk genoeg zijn het juist degenen die vanwege hun afkomst een veilige buffer van welvaart hebben en zich nooit zorgen zullen hoeven te maken op de bijstand een beroep te moeten doen, of zelfs maar te hoeven werken, die het voortdurend over deze makers en takers hebben. Juist zij proberen voortdurend de sociale voorzieningen af te breken. Zij zijn het die de mythe van de self-made Amerikaan hebben gecreëerd, terwijl in feite een zeer groot deel van de bevolking vroeg of laat wel degelijk de steun van de overheid nodig heeft om overeind te blijven. Zij suggereren dat het vangnet eigenlijk vooral door gekleurde Amerikanen gebruikt wordt, terwijl blanken er evengoed regelmatig op moeten leunen.
Het is die mythe van de self-made man die zoveel weerstand tegen sociale voorzieningen oproept. Alhoewel de meeste Amerikanen wel begrijpen dat zij geen temporarily embarrassed millionaires zijn, beseffen ze niet dat ook zij hun leven alleen maar dankzij steun van de overheid gedurende hun hele leven hebben kunnen opbouwen.
Bron http://www.alternet.org/myth-destroying-america-why-social-mobility-beyond-ordinary-peoples-control