Het verboden genot van bepaalde werkzaamheden

BW13_Omslag-Geschenk_200
Menigeen zal vandaag 24 maart 2013 in de trein zitten met Kees van Kootens De verrekijker als treinkaartje. Of u het dan al gelezen heeft of niet is niet terzake, al is het handig het tevens in de trein te lezen.

Het verhaal draait om een verrekijker, een familiestuk, waarvan Van Kooten een bonnetje vindt. De kijker is gevorderd door zijn vader in de oorlogsdagen van mei 1940. Waarom heeft hij de kijker daarna gehouden? Het lot van de verrekijker laat ik buiten beschouwing. Wat mij trof in het verhaal was de hulp die Van Kooten krijgt van archiefmedewerkers bij het zoeken naar de herkomst van die vordering – en een van hen krijgt er aardigheid in en betuigt spijt dat het spoor dood lijkt te lopen: de desbetreffende bescheiden zijn waarschijnlijk al in het eerste bezettingsjaar vernietigd.

Er is een goede kans dat u archiefwerkers net als bibliotheekpersoneel stoffige en slome types vindt zonder hen te kennen, u begint over knotjes en strenge blikken en boetes voor te laat terugbrengen en daar houdt u niet van. Dit imago komt bijzonder goed van pas voor de cultuurbarbaren die de knoet over ons zwaaien, waarover zometeen meer.

Vorige week hoorde ik van een makker die een artikel had geschreven over een Franse anarchist van Nederlandse afkomst, of hoe zeg je dat, hoe hij bijzonderheden had losgekregen van een streekarchivaris. Makker wist wel op welke adressen de beschrevene had gewoond, maar die adressen waren uit de tijd waarin er op veel plaatsen geen straatnamen in gebruik waren. De archivaris had voor hem uitgezocht hoe de aanduidingen van de huizen nu luiden, zodat Makker bij wijze van spreken een bedevaart langs de woningen van de beschrevene kon maken. Hij was de archivaris zeer dankbaar en vroeg wat deze kreeg voor de moeite. Niets natuurlijk, het was hem een genoegen dit uit te zoeken.

Ik heb het zelf meegemaakt bij een archief, waarvan ik de naam al niet eens meer zou durven noemen, want Feind hört mit – nou vooruit, na dit weggevertje noem ik Oorlogsdocumentatie toch maar wel (Van Kooten noemt het tenslotte ook).
Ik wilde de geboekstaafde wederwaardigheden weten van zekere persoon, zeker geen Bekend en Gevierd Vaderlander. Maar de archiefmedewerker veerde op, zei dat hij juist in “mijn man” zeer geïnteresseerd was en hij heeft mij geholpen bij het vinden van – voor mij – verrassende en nogal onthutsende – gegevens. Archiefmedewerker leefde mee.

Weet u, archieven ZIJN stoffig. Ik heb als enige zeker archief doorgenomen, en het had, om met Marx te spreken, de bijtende kritiek van muizen ondergaan en het verviel onder mijn handen. Maar waar het om ging was nog te lezen. Het genoegen om op deze wijze in een/het verleden te duiken is zo goed als onbeschrijfelijk. De enige beschrijving bestaat uit het verslag van de onderzoeking, naar het Grieks historie geheten.

Drie zaken waarin de archiefmedewerker met genoegen meewerkt. Genoegen aan je werk beleven, geen geld vragen voor het opzoeken van straatnamen – weet u wel hoeveel dit kost?
Ergens boven de genoemde archiefmedewerkers, tot en met slechtgeknipte en jankerig uitziende staatssecretarissen en ministers, zitten de lui die wel raad weten met het genoegen van archiefmens en onderzoek(st)er. Het moet kostendekkend! Als er nu ergens fijn gehakt kan worden dan is het in de bibliotheek-, de archief- en de museumsector. Plezier mag men niet beleven aan het speuren in het verleden, sterker nog, dat is nergens goed voor, wij hebben zin in de toekomst. Hele collecties worden afgeschoven naar plaatsen waar ze niet horen, of zelfs vernietigd. Nederland kan zich geen geheugen permitteren, daar is het veel te arm voor. En plezier in je werk, dat hoort al helemaal niet. Stoffig type.

En de manager/staatssecretaris neemt de moeite even een hand uit een zak te halen en met een pennestreek (computers zijn voor het voetvolk) weer een aantal banen op dit gebied te schrappen en wat collecties onvindbaar te maken of te laten vernietigen.
Voorwaarts – naar een Sterk Sociaal Nederland.