Tegenwoordig is alles niet meer wat het was. Vroeger ging je in verzet als er oorlog was en Nederland was binnengevallen door een buitenlandse mogendheid. In de afgelopen weken riep Wilders iedereen op in verzet te komen tegen gekozen volksvertegenwoordigers en asielzoekerscentra. Volgens hem heeft Nederland een ‘nepparlement’, waar hij overigens zelf al achttien jaar deel van uit maakt. Hij noemt het zo omdat het parlement volgens hem niet doet wat het volk wil, zo is zijn redenering; het volk wil geen vluchtelingen. Wilders spreekt over een tsunami of invasie van asielzoekers die volgens hem geen vluchtelingen zijn, maar moslims die hier de boel komen overnemen dankzij links en de EU. Zijn oproep tot verzet heeft succes. Er worden moskeeën, kerken en gebouwen die bestemd zijn voor asielzoekers vernield en besmeurd met hakenkruizen, Davidsterren en leuzen als ‘eigen volk eerst’ en ‘stem PVV’.
Ook in de media gaat de stemmingmakerij tegen de komst van vluchtelingen onverdroten voort. Ieder incident wordt uitgemolken en uitvergroot en er wordt gesproken over massale verkrachtingen en vechtpartijen. In werkelijkheid gaat het om incidentele gevallen in met name Duitsland, die vervolgens door Pegida en AfD tot ongekende grootte worden opgeblazen. De gedachte hierachter is dat Duitsland naïef is omdat het hulp wil bieden aan vluchtelingen. Als er duizenden vluchtelingen bijeen gepakt in soms slechte omstandigheden moeten bivakkeren bestaat er een risico dat er iets mis gaat. Dat geldt niet alleen voor vluchtelingen. Kijk maar naar een gemiddelde voetbalwedstrijd, een grote kermis of de Oktoberfeesten in München. Er zijn bij zulke evenementen ook vechtpartijen en er wordt massaal wild geplast, omdat er niet voldoende sanitaire voorzieningen zijn, maar dat is blijkbaar alleen een probleem als vluchtelingen dat doen. Dan wordt dat gezien als bewijs van gebrek aan beschaving en de weigering zich aan te passen aan westerse normen en waarden.
Dit weekend loopt het burgerinitiatief van GeenStijl af, het jongerenplatform van de Telegraaf waar een derde vindt dat Nederland rijp is voor een staatsgreep. Naast GeenStijl zijn ook het Burgercomité-EU dat werd opgericht rond het referendum over de Europese grondwet in 2005 en het Forum voor Democratie van Vlaams Belang-vereerder Thierry Baudet initiatiefnemers. Onder de noemer ‘GeenPeil’ wil men een referendum over het associatieverdrag tussen de EU en de Oekraïne waarover de EU begin volgend jaar definitief beslist. Op GeenStijl en andere rechtse media zoals Elsevier wordt al maanden gesuggereerd dat het gaat om toelating van de Oekraïne tot de EU. Daar is echter geen sprake van. Het gaat om uitbreiding van het al bestaande vrijhandelsakkoord uit 1998. Het motto van dit initiatief is ‘Red de democratie’. Als je GeenPeil niet ondertekent ben je tegen de democratie, zo is de redenering. Voorstanders zeggen dat het initiatief de kloof tussen burgers en politiek kleiner maakt. Tegenstanders zien juist een vergroting van die kloof, omdat het vooral bedoeld is om stemming te maken tegen de EU.
Gisteren sprak premier Mark Rutte voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Daar pleitte hij ervoor het bedrijfsleven te betrekken bij de ontwikkelingsdoelen, waarmee Nederland volgens hem al goede resultaten heeft geboekt. Zonder gêne noemde hij Heineken als lichtend voorbeeld, dat volgens hem 16.000 boeren in Burundi een inkomen garandeert. In werkelijkheid is de bijdrage voor ontwikkelingssamenwerking van Nederland gedaald tot 0,5% van het BNP. Rutte is samen met een aantal andere ministers en de koning Willem-Alexander om te lobbyen voor een tijdelijke zetel in de Veiligheidsraad. De kans dat Nederland een zetel zal krijgen is vrij klein, omdat er de laatste jaren veel kritiek is van de VN op hoe Nederland omgaat met mensenrechten. Sinds een aantal jaren worden hier mensen alleen nog gezien als kostenposten, met name als ze niet oorspronkelijk uit Nederland komen. Mensen in nood helpen kost geld en dat doe je alleen maar als je er geld mee kunt verdienen, zo is de gedachte. 30 jaar geleden hadden woorden als verzet, democratie en ontwikkelingssamenwerking nog een betekenis. Tegenwoordig zijn het alleen nog maar retorische instrumenten.