Exact 60 jaar geleden werd de allereerste verkozen leider van onafhankelijk Congo vermoord in opdracht van de Belgische regering, met goedkeuring van de Britse en VS-regeringen. De meeste daders zijn overleden, maar er lopen er nog twee vrij en ongehinderd rond. ‘De moord op Lumumba’, het boek van Ludo De Witte uit 1999 – net heruitgegeven met nieuwe inleiding – is nog steeds hét standaardwerk om te begrijpen wat toen echt gebeurd is.
Wie de politieke loopbaan van Patrice Lumumba nu pas leert kennen kan zich op het eerste gezicht verbazen dat hij vandaag 60 jaar later in Afrika en in de Afrikaanse diaspora nog steeds wordt geëerd als een van de grootste helden van het continent.
De huidige dekoloniseringsbeweging is een zeer goede zaak. Ze focust echter nog te veel op de Angelsaksische figuren als James Baldwin, Malcolm X en Martin Luther King. Die zijn uiteraard essentieel, maar dat geldt evenzeer voor Amílcar Cabral, Abdelkrim El Khattabi, de eerste Afrikaanse vrijheidsstrijder, de onvolprezen Thomas Sankara en Patrice Lumumba.
Die Afrikanen ontbreken in het dekoloniseringsdiscours. Onterecht. De mierzoete versie die in de mainstream media wordt verkocht van Nelson Mandela en Martin Luther King verzwijgt volledig de echte radicale politieke boodschap die zij verkondigden. Malcolm X was overigens zelf een groot bewonderaar van Patrice Lumumba. België en Brussel kwamen regelmatig in zijn toespraken voor, niet in vleiende bewoordingen.
Nog geen honderd dagen
Patrice Lumumba was amper 2,5 maanden eerste minister van zijn land na zijn grote overwinning bij de eerste democratische verkiezingen van voormalig Belgisch Congo. Hij werd afgezet door later dictator Joseph Mobutu en vier maand later gruwelijk afgemaakt door separatisten in de opstandige provincie Katanga. Die overlevering door Mobutu naar een gewisse dood door zijn aartsvijanden kon alleen gebeuren omdat de Belgische overheid dat organiseerde en de CIA en de Britse MI6 dat toelieten. Zweedse VN-blauwhelmen ter plaatse keken passief toe.
Lumumba’s voornaamste wapenfeit blijft de toespraak (zie de YouTube hieronder) die hij gaf op de ceremonie voor de onafhankelijkheid op 30 juni 1960. Daar gaf hij met een ongeplande toespraak een gevatte repliek op de toespraak van koning Boudewijn. Daarin zwaaide de koning de lof van de Belgische beschavingsmissie en van het genie van zijn voorouder Koning Leopold II. Lumumba tekende met die toespraak op de eerste dag van zijn mandaat als eerste premier van onafhankelijk Congo zijn doodvonnis.
De impact van die moord kan niet genoeg benadrukt worden. De boodschap aan alle pas onafhankelijk geworden of naar onafhankelijkheid strevende Afrikaanse landen was duidelijk. Dit staat u te wachten als u het aandurft echte politieke en economische soevereiniteit na te streven.
Lumumba had de ‘verkeerde’ ideeën. Hij was een nationalist die van mening was dat rijkdom en grondstoffen van Congo ten bate van de eigen bevolking moesten worden uitgebaat.
‘De moord op Lumumba’
Niets kan de geïnteresseerde lezer meer informeren over wat er toen – en in de jaren erna – echt is gebeurd dan het boek De moord op Lumumba (1999 – heruitgegeven in 2020) van socioloog Ludo De Witte. Zijn gedetailleerde en gedocumenteerde relaas verplichtte de Belgische politieke klasse voor het eerst haar historische verantwoordelijkheid te erkennen.
Het klinkt vandaag als science-fiction maar het was bloederige realiteit. België – of liever de Belgische economische elite – liet in 1961 de eerste minister van een onafhankelijk land vermoorden, steunde openlijk een afscheiding van de provincie Katanga – waar niet toevallig bijna alle grondstoffen van Congo zitten – tégen VN-resoluties in. Bovendien lieten de Belgische troepen in Katanga enkele maanden na de moord op Lumumba toe dat het vliegtuig met VN-secretaris-generaal Dag Hammarskjöld door een Belgische piloot net over de grens in Zambia werd neergeschoten. Deze moord is nog steeds niet uitgeklaard. België kon dit uiteraard alleen omdat de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk dat toen goedkeurden.
Het boek leidde tot de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie. De commissie-Lumumba deed wel degelijk onderzoek, maar slechts tussen de lijnen van zijn rapport valt te lezen dat de toenmalige regering van Gaston Eyskens (CVP – nu CD&V) en koning Boudewijn niet zomaar toeschouwers waren bij de moord op Patrice Lumumba op 17 januari 1961.
De besluiten van het onderzoek waren een typisch Belgisch compromis dat niemand tevreden stelde. Eén ding is sindsdien wel veranderd. Niemand die vandaag nog enigszins geloofwaardig wil overkomen, stelt de gebeurtenissen van 1960-1961 nog voor als een louter interne zaak tussen Congolezen.
De moord op Lumumba werd vertaald in het Frans, Duits, Engels, Spaans, Portugees, Spaans, Italiaans, Arabisch. Het boek circuleert ook al jaren in illegale kopieën in Congo en in de rest van Afrika.
Essentiële literatuur
De eerste pagina van de nieuwe 11 pagina’s lange inleiding van zijn boek in de vernieuwde uitgave van 2020 wordt hier hernomen. Daarna volgt een samenvatting van de hoofdpunten van de overige pagina’s van die inleiding en het artikel eindigt met de laatste pagina van deze nieuwe inleiding.
Op 17 januari 1961, bijna zestig jaar geleden, werd Patrice Lumumba, de eerste premier van het onafhankelijke Congo, vermoord. Zestig jaar: dat is de tijdruimte waarin drie of vier politieke generaties komen en gaan. Wie kent de politieke leiders uit die tijd nog, mannen als Christian Herter, Joseph Luns, Gaston Eyskens … behalve een select kransje van historici en enkele intellectuelen? Het zijn politici die verstoft zijn tot voetnoten in geschiedenisboeken. Maar op enkelen heeft de tand des tijds geen vat. Ze blijven in het collectieve geheugen verankerd, omdat ze op een snijpunt van grote seculaire evoluties het verleden wisten te overstijgen en een inspirerend voorbeeld of een na te volgen vlag verpersoonlijkten. Afrika leverde in de twintigste eeuw enkele figuren van dat formaat op, zoals een Nelson Mandela of een Thomas Sankara. Een Zuid-Afrikaan en een Burkinees naar hun geboortegrond, maar Afrikanen in de volle betekenis van het woord: mannen wier politieke erfenis op het hele continent wordt gekoesterd.
Patrice Lumumba hoort in dat pantheon thuis. Dat kan op het eerste gezicht verbazing wekken. Lumumba was een onervaren politiek leider van een jonge, onvaste onafhankelijkheidsbeweging. Zijn politieke carrière was ook bijzonder kort: hij was amper 2,5 maand eerste minister van Congo, van Onafhankelijkheidsdag (30 juni 1960) tot zijn wederrechtelijke afzetting in september. Tot aan zijn dood, vier maand later, was hij veroordeeld tot politieke inactiviteit, eerst onder feitelijk huisarrest, nadien in een gevangeniscel. En toch fascineert deze meteoor aan het Afrikaanse politieke firmament. De beelden van zijn speech op Onafhankelijkheidsdag gingen de wereld rond. Hij hield de Belgische oud-kolonisator, met koning Boudewijn op kop, de spiegel voor waarin ‘le tout Bruxelles’ zichzelf voor het eerst zag zoals het werkelijk was: zelfvoldaan, geborneerd, paternalistisch, autoritair, hebzuchtig.
En dan zijn er ook die andere beelden, het pendant van de eerste: van een inmiddels afgezette, geknevelde Lumumba in de laadruimte van een vrachtwagen, die waardig de mishandelingen van Mobutu’s soldateska ondergaat. Het zijn beelden die de fantasie kleuren wanneer we denken aan wat volgde: zijn gevangenschap in een vuile cel, terwijl VN-officieren, door hem naar Congo uitgenodigd om wet en orde te verdedigen, een eind verderop met Mobutu en de zijnen complotteren, en ten slotte, de martelingen, de moord en de vernietiging van zijn lichaam, in het door Belgen beheerste Katanga. Zijn ondergang is evenwel veel meer dan stof voor een shakespeareaanse tragedie. Lumumba’s dood heeft een dieperliggende betekenis die ook vandaag nog een gevoelige snaar raakt.
De nationalistische leider blijft in de derde wereld tot de verbeelding spreken omdat hij de overheersing van Congo en Afrika door Brussel en zijn bondgenoten consequent afwees, en dat met een martelaarsdood moest bekopen. Het Westen richtte Lumumba ten gronde omdat hij vasthield aan het ongeschreven maar ondubbelzinnige contract dat hij met de Congolese bevolking had afgesloten: de onafhankelijkheid moest meer opleveren dan wat voordelen voor een kleine zwarte elite, maar tastbaar zijn voor brede lagen van de bevolking. In het nieuwe Congo zou het koloniale bouwwerk grondig worden verbouwd. Echt dekoloniseren, en dat vereiste de afbouw van de privileges van de koloniale machten — de trusts, de koloniale ambtenarij en de katholieke kerk. Kortom, geen neokoloniale recuperatie van de onafhankelijkheid, maar een echt soeverein Congo, ten dienste van de Congolese volkeren. Brussel en Washington waren als de dood voor dit project, want als Lumumba in zijn opzet zou slagen en Afrika de weg zou wijzen, lag de weg open voor een bredere emancipatiebeweging die de westerse grip op de andere, pas onafhankelijk geworden landen, de Portugese kolonies of het Zuid-Afrika van de apartheid zou bedreigen.
Hoofdpunten van de nieuwe inleiding van 2020
De (eerste) publicatie van De moord op Lumumba in 1999 leidde tot de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie. Het resultaat was dat de Belgische regering zich begin 2002 verontschuldigde bij Congo “voor het aandeel van België in de misdaad”. Media-aandacht voor de zaak zorgde voor een kritischer collectief bewustzijn van veel Vlamingen en Belgen.
In zijn nieuwe inleiding wijst auteur De Witte er op dat het Belgische politiek-economische establishment zich bij deze evolutie nog lang niet heeft neergelegd. Trouwens, in feite blijft België nog altijd volop meedraaien in de post-koloniale uitbuiting van Afrika. Hij geeft daar talrijke voorbeelden van.
– De parlementaire onderzoekscommissie besluit dat “met de normen inzake publieke moraal van vandaag … (de Belgische actoren) een morele verantwoordelijkheid dragen in de omstandigheden” van de moord op Lumumba. Alsof die normen in 1961 wél de moord op een buitenlandse eerste minister toestonden? Het rapport vermeldt geen enkele individuele verantwoordelijkheid, hoewel dat in de opdracht van de onderzoekscommissie stond, en vermijdt elke verwijzing naar de medeverantwoordelijkheid van andere landen.
– De commissie reageerde niet toen politiecommissaris Gerard Soete – die Lumumba’s lijk liet oplossen in zwavelzuur – aan journalisten twee tanden liet zien die hij van Lumumba had bewaard. Het gerecht trad vervolgens te laat in actie. De tanden waren verdwenen.
– Minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (vader van eerste minister Charles Michel) verbood na de publicatie van het boek elke toegang tot het koloniale archief en sprak later in een Britse documentaire lovend over koning Leopold II en Congo Vrijstaat.
– De tentoonstelling ‘Het geheugen van Congo’ (2005) in het AfricaMuseum van Tervuren legt de verantwoordelijkheid voor “chaos en geweld” volledig bij Lumumba en looft de staatsgreep van Mobutu in 1965.
– Meerdere VRT-reportages van Peter Verlinden stellen Lumumba en de Congolese nationalisten in een slecht daglicht.
– La Libre (Belgique) is nog steeds een spreekbuis van oud-koloniale milieus.
– Het departement Buitenlandse Zaken poogde in 2010 (50 jaar Congolese onafhankelijkheid) vertoningen van de films Lumumba (Raoul Peck) en Mobutu (Thierry Michel) tijdens meerdere filmfestivals te verhinderen.
– Archiefonderzoek wordt nog steeds bemoeilijkt (ook voor het boek over de moord op de eerste Burundese premier Louis Rwagasore in 1961, dat De Witte in 2021 zal publiceren). Het door de onderzoekscommissie voorgestelde Fonds Patrice Lumumba is er nooit gekomen.
– Afgezien van een Square Patrice Lumumba in Brussel, een rue Lumumba in Charleroi en een gedenkplaats in Mons, is tot vandaag geen enkele straat of plein in dit land naar Patrice Lumumba genoemd. Bart De Wever, burgemeester van Antwerpen, de stad die zeer veel te danken heeft aan de invoer van rijkdommen uit Congo via de zeehaven, wil straatnamen “niet politiseren”, maar geeft tegelijk toe dat van die regel voortdurend wordt afgeweken.
– Het met de winsten van Congolese dwangarbeid gebouwde AfricaMuseum van Tervuren vermeldt na zijn renovatie en heropening in 2018 onder meer als sponsor mijnbedrijf Umicore, het vroegere Union Minière dat Congo plunderde en in 1960-1963 met steun aan de Katangese afscheiding mee de prille Congolese democratie vernietigde. In het museum staat tevens nog steeds gestolen kunst prominent tentoongesteld. In een kleine bijzaal wordt heel summier ingegaan op de onafhankelijkheidsstrijd, zonder context, zonder duiding. De staatsgreep van Mobutu in 1965 heet er nog steeds “een heilzame ingreep”.
– Het gerechtelijk onderzoek na de klacht in 2011 van de nabestaanden van Lumumba heeft tien jaar later nog niets opgeleverd. Er is nog geen enkel zicht op een proces.
– Een van de weinig nog levende verantwoordelijken voor de moord is Etienne Davignon. In zijn memoires van 2019 wijst hij elke betrokkenheid af. Alles was een zaak van de “Bantoes”. In interviews wordt hij niet gestoord door vervelende vragen. De Witte besluit: “Is het schaamteloze negationisme van Davignon een voorbode van de sisser waarmee het strafonderzoek zal aflopen?”
Laatste pagina van de inleiding 2020
Bovenstaande voorbeelden tonen genoegzaam aan dat van een ondubbelzinnige erkenning van de verantwoordelijkheden van België in de ontsporing van de dekolonisatie van Congo (en Rwanda en Burundi) nog steeds geen sprake is. Historische waarheidsvinding kent nooit rechtlijnige progressie. Geschiedenis is steeds het voorwerp van een gevecht tussen contradictorische krachten, want wie het verleden ‘controleert’ zit in een goede uitgangspositie om ook zijn of haar kijk op het heden op te leggen. Belangrijke sectoren van het politieke en diplomatieke establishment — en hun academische en journalistieke spreekbuizen – proberen terrein terug te winnen. Terrein dat ze in de jaren 90 verloren, toen het stabiele neokoloniale bouwwerk dat in de jaren 60 het licht zag, instortte. Jaren waarin de regimes van Mobutu (Congo) en Habyarimana (Rwanda) implodeerden, sleutelfiguren als koning Boudewijn en Mobutu verdwenen, de Rwandese genocide (1994) schokgolven door de wereld joeg en het boek van Adam Hochschild over Leopold II, mijn boek over de moord op Lumumba en de bekentenissen van politiecommissaris Gerard Soete de geloofwaardigheid van de onschuld van België compleet erodeerden.
Hoe is het mogelijk dat anno 2020 officieel België de historische waarheid nog steeds niet voluit omarmt? Een land dat pretendeert de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ter harte te nemen? Een land dat beweert zich te laten leiden door principes als het bevorderen van vrede, rechtvaardigheid, democratie? Het antwoord ligt in de vraagstelling zelf besloten: precies omdat Brussel zich laat voorstaan op het nastreven van vrede, rechtvaardigheid en democratie, weigert het zijn nefaste rol in het dekolonisatieproces van Centraal-Afrika te erkennen. Want hoe zou Brussel de rol kunnen spelen die het als klein imperialistisch land voor zichzelf op het internationale diplomatieke schaakbord heeft gereserveerd — promotor van democratie en mensenrechten, en bemiddelaar en vredesstichter, in een regio waar de bevoorrading van strategische grondstoffen voor de wereldmarkt moet worden gegarandeerd —, als het tezelfdertijd zou erkennen dat het op dat vlak zelf geen voorbeeldfunctie vervult? Als het zou erkennen dat het zelf mee aan de basis ligt van een neokoloniale wereldorde die elk jaar (2012 als voorbeeld) 1.300 miljard dollar in de ontwikkelingslanden pompt, maar datzelfde jaar 3.300 miljard dollar uit de periferie zuigt, dankzij interesttransferten, kapitaalvlucht en ongelijke ruil? Een wereldorde die zo nodig wordt afgedwongen met corruptie, staatsgrepen, militaire interventies, oorlogen? En dat België dus eerder deel van het probleem dan van de oplossing is? (Hetzelfde geldt, mutatis mutandis, voor de andere imperialistische machten: ook zij slagen er niet in om met hun koloniale verleden in het reine te komen, om dezelfde redenen.) Ludo De Witte, 3 mei 2020
- Ludo De Witte. De moord op Lumumba. Kritak (1999), heruitgave 2020, met nieuwe inleiding door de auteur. 366 pp. ISBN 978 94 0147 1466
– door Lode Vanoost, oorspronkelijk verschenen bij De Wereld Morgen