Trump heeft de verkiezingen niet gewonnen omdat arme, witte werklozen en flexwerkers naar hem overgelopen zouden zijn, maar omdat de welvarende witte middenklasse – naar de woorden van Paul Mason – “in haar eigen ziel keek en daar een grijnzende white supremacist aantrof”.
Uit de exitpolls blijkt dat Clinton Trump ruim verslaat bij de mensen met een inkomen beneden de $50000. Haar voorsprong is weliswaar minder groot dan die van Obama in 2008 en 2012, maar nog steeds zeer aanzienlijk. Trump pakt de winst vooral in de groep met een inkomen tussen de 50000 en 100000 dollar per jaar, een groep die materieel weinig te klagen heeft. Boven de $100000 vlakt Trump’s voorsprong weer iets af.
Eveneens opmerkelijk is het verschil tussen stad en platteland. In steden met meer dan 50000 inwoners vaagt Clinton Trump volledig weg (59 tegen 35%). Op het platteland zijn de verhoudingen precies andersom: daar komt Clinton er niet aan te pas (34 tegen 62%). De voorsteden hebben een duidelijke – maar niet spectaculaire – voorkeur voor Trump (45 tegen 50%).
Protestanten en in mindere mate katholieken hebben ook duidelijk meer op met Trump dan met Clinton. Onder Joden daarentegen doet Trump het slecht en komt hij niet verder dan 24% tegen Clinton’s 71%.
Mensen die de economie het belangrijkste onderwerp vinden hebben meer vertrouwen in Clinton dan in Trump (52% tegen 42%). Dat geldt in nog sterkere mate voor degenen die prioriteit leggen bij het buitenlands beleid. Slechts 34% van deze kiezers denkt dat Trump daar een zinvolle bijdrage aan kan leveren. Clinton scoort met 60% heel wat beter. Niet geheel onverwacht scoort Trump vooral goed bij degenen die zich zorgen maken over terrorisme en – vooral – immigratie. Op dat laatste punt scoort Trump 64% tegen Clinton 32%.
Meer bij de New York Times