Dit jaar zien we wereldwijd enorme branden die land, bos en gemeenschappen verwoesten. Waarom komen deze catastrofale branden steeds vaker voor en wat zijn de gevolgen? Hoogleraar Fire and Global Change Victor Resco de Dios legt het uit.
Vlammen verslinden dit jaar opnieuw miljoenen hectaren land in verschillende delen van de wereld. De manier waarop lijkt alsmaar vraatzuchtiger te worden. Siberië, dat al sinds mei in brand staat, is recordhouder met een verbrand gebied van ongeveer twee miljoen hectare.
Canada en Californië hebben te maken gehad met branden buiten het seizoen, oftewel branden die eerder dan gebruikelijk ontstonden. Daardoor moesten duizenden mensen evacueren. Spanje heeft de eerste grote branden van het seizoen al gehad en nu zien we hoe branden toeristische gebieden in Griekenland en Turkije bedreigen. Tot slot is het vuur teruggekeerd naar de Amazone.
Wat is hier aan de hand? Waarom komen deze catastrofale branden steeds vaker voor en wat zijn de gevolgen? En vooral, is er een limiet aan de huidige branden of zullen ze blijven toenemen in grootte en frequentie?
Branden die niet kunnen worden geblust
Met de huidige branden lijken we een nieuwe realiteit in te gaan. Dit zijn branden die we niet meer kunnen blussen. Het is vuur dat weken of maanden kan branden en pas uitgaat als het regent. We zagen het bij de grote branden in Sydney in 2020, toen 21 procent van de bossen een zomer lang afbrandde. Die branden doofden pas toen de regen kwam. Het lijkt me evident dat branden die 21 procent van het bosgebied beslaan niet normaal zijn. Tot dan toe was het gebruikelijk dat ze jaarlijks minder dan 1 procent bos verbrandden. Het zijn dan ook branden van ongekende proporties.
Iets soortgelijks is op dit moment gaande in Turkije, waar sommige gebieden op het moment van schrijven al bijna twee weken worden getroffen door branden. Rond de Middellandse Zee is dit ongehoord.
In Griekenland zijn op één dag tijd 81 branden ontstaan. Er is geen blussysteem dat zoveel haarden tegelijk kan aanpakken. Hieraan moet ik toevoegen dat veel van deze branden zo grillig en onvoorspelbaar zijn dat ze de veiligheid van het blussysteem in gevaar brengen. Met andere woorden: noch het personeel noch de middelen zijn beschikbaar om zoveel branden te blussen. En wat er al beschikbaar is, kan in veel gevallen niet eens in de buurt komen.
De belangrijkste oorzaak van deze nieuwe golf van branden is te vinden in de toestand van de atmosfeer. Het gaat om een atmosfeer waarin zich steeds meer energie uit de verbranding van fossiele brandstoffen bevindt. Dat geeft de atmosfeer een buitengewone droogkracht, die nog eens versterkt wordt in dagen met hittegolven zoals die tegenwoordig veel voorkomen in Griekenland en Turkije.
Nu is het te laat
Vaak wordt gezegd dat het probleem van branden ligt in sigarettenpeuken, brandstichters, eucalyptus- of pijnbomen. Mensen hebben het over brandstichting-terrorisme en leiden zo de aandacht af van het werkelijke probleem. Dit soort hoax heeft, in combinatie met de belangen van verschillende lobbygroepen, geleid tot kunstmatige debatten. Die veroorzaken onbeweeglijkheid en passiviteit. En nu is het te laat.
Was dit kanker, dan zou je kunnen zeggen dat we fase vier ingaan: uitzaaiingen. Als er al een tijdperk was waarin branden (of in ieder geval een aanzienlijk deel ervan) voorkomen konden worden door bosbeheer, dan loopt dat tijdperk op zijn einde. Tientallen jaren van verwaarlozing bij het beheer van bossen en plattelandsgebieden hebben een probleem gecreëerd dat zo wijdverbreid is dat het al bijna onomkeerbaar is. En de oplossing komt steeds verder weg te liggen.
We naderen het punt waarop het droogvermogen van de atmosfeer van zo’n aard is dat ook gebieden die tot nu toe niet konden branden (vanwege hun hoge luchtvochtigheid of lage brandstofbelasting) ontvlambaar worden. Laten we teruggaan naar het geval van Sydney: daar had 66 procent van het verbrande gebied kort daarvoor een brand meegemaakt en dus geen tijd gehad om grote hoeveelheden brandstof op te slaan.
Onbeperkt vuur
Het grote gevaar ligt nu in gebieden met grote boscontinuïteit: de Pyreneeën of het Zwarte Woud in Europa en het Andesgebergte in Zuid-Amerika. In een recent onderzoek hebben we de veiligheidsmarge gekwantificeerd die een hoge luchtvochtigheid in deze omgevingen biedt. Met andere woorden, we hebben gemeten hoe droog de atmosfeer moet worden om die beboste massa’s als een stapel lucifers te laten branden.
De resultaten zijn niet bepaald bemoedigend. In de Pyreneeën zullen in dit soort gebieden bijvoorbeeld grote bosbranden uitbreken als de temperatuur bij hittegolven toeneemt met drie tot acht graden. Dat zijn hittegolven zoals die we nu zien in Griekenland, of zoals die de stad Lytton in Canada teisterden, toen 90 procent van de huizen daar enkele weken geleden tot de grond toe afbrandden.
Ik wil dit artikel niet afsluiten zonder de lezer eraan te herinneren dat het probleem van branden geen ecologisch probleem is, maar een menselijk, sociaal en economisch probleem. Bos keert meestal terug na een brand. Het grootste probleem zijn de mensenlevens die verloren gaan, de huizen en eigendommen die verwoest worden. Maar de branden zijn ook een groot probleem voor de volksgezondheid voor steden in de buurt van de branden. Als we dampen inademen, remt dat ons afweersysteem af. Dat kan leiden tot aandoeningen van de luchtwegen, die vaak ernstig zijn bij zwangere vrouwen, ouderen en pasgeborenen.
Welkom in een nieuw tijdperk van bosbranden.
- IPS-bericht, inclusief afbeelding overgenomen van De Wereld Morgen