De eerste treffer op Het rode boekje voor scholieren die ik krijg situeert het nog erger dan ik vreesde.
‘’Als er in de krant staat dat iemand een zedenmisdrijf heeft gepleegd, klinkt dat erger dan het is”.
Want:
‘’Het gaat dan om iemand die alleen maar op een bepaalde ongebruikelijke manier klaar kan komen’’.
Bron, waar meer citaten.
Er waren dagen waarin mijn (alleenstaande) moeder wel erg gemakkelijk dacht over hoe ik niet opgevoed moest worden. Haar klagen over mijn vermeende onhoudbaarheid bereikte de dominee die op huisbezoek kwam – en dus eigenlijk voor mij, ik was het enige gemeentelid in huis, maar ja, ik zat op school. Wat het idee van die dominee was is mij niet duidelijk, hij heeft mij hier nooit over gesproken, maar hij heeft via de school geregeld dat ik dan maar uit huis geplaatst moest worden, “bij een leraar Nederlands”, hoorde ik achteraf. Ik vermoed dat dit niet onze klasseleraar Nederlands was (zou ik het hem nog kunnen vragen?) maar de vliegende kiep die inmiddels faam aan het opbouwen was. Dezer dagen verneem ik dat hij leraar was aan het Barlaeusgymnasium, ik moet daar toch echt ook het Van der Waalslyceum aan toevoegen.
Zo dramatisch als mijn moeder mijn onhandelbaarheid presenteerde, net zo dramatisch trok zij die in.*) En daarna sprak ik die dominee dan toch een keer. Maar niet hierover. Geen inkwartiering op de Utrechtsestraat. Geen pleegzoon, kortom, van de oprichter van de Kritiese Leraren. Godlof (die dominee heeft mijn toch al zwakke band met de Kerk wel doorgesneden trouwens, maar daar ga ik het niet over hebben nu).
In de lerarenkamer moest schande gesproken zijn van de schoolkrant waarbij ik in de redactie zat. Het waren de tijden van Hitweek en Provo, van het verschijnen van Ondergang van Presser en wat Het Huwelijk heette. De krant, die ik de verfrissende naam Koeterwaals had gegeven, weerspiegelde de opstandige geest van die dagen. Niet heftig, maar voor het docentenkorps meer dan genoeg. Hier moest ingegrepen worden! Er moest censuur vooraf komen! Dat zou natuurlijk Een Leraar Nederlands moeten zijn.
Toen bleek Anton Oskamp de gewenste censor te zijn. Hij werd het dus niet (ik verneem nu dat hij schoolkranten maar kapitalistiese indoktrinaatsie vond, dus wie weet was dat het hem). Het werd zekere Lubbers. Maar mijn wantrouwen was gewekt. Tot het tegendeel bewezen is, is de Leraar (m/v) de Vijand. En censoren zijn zeker de vijand. Een leraar die zo geliefd is dat men wel een goede censor in hem ziet is een Grote Vijand.
Ik was van school toen het Rode boekje voor scholieren verscheen. Een jaar later maakte de Anarchistische Uitgeverij (AU) een roofdruk voor drie kwartjes: Het rode boekje voor arme scholieren. Ik heb het aan mij voorbij kunnen laten gaan.
En iets zegt mij (flauw, ik geef het direct toe) dat ik er niets aan gemist heb.
Sommige dingen van die Rode Jaren hadden gerust in vergetelheid verzonken kunnen blijven.
Anton Oskamp is 3 augustus jongstleden overleden.
De mortuis nil nisi bene.
——————–
*) Dat bleek een geldkwestie.
Er moesten nog wat decennia voorbijgaan voordat ik van een therapeut hoorde dat niet ik, maar mijn moeder knots was (“ik hoop dat je het me niet kwalijk neemt dat ik het zo zeg”). Een bevrijdend ogenblik.