Onderstaand artikel schreef ik op verzoek voor Como No, het blad van de Stedenband Tilburg-Matagalpa. Het betreffende nummer, 2018, nr. 127, is te lezen op PDF. Daar lees je dit stuk dus ook.
Maandenlang dreunden heftige protesten van studenten en van anderen door Nicaragua. De regering van president Daniel Ortega sloeg de demonstraties neer. Grof geweld van politie en van regeringsgezinde knokploegen kostte in enkele maanden tijd honderden mensen het leven.
Waren de protesten een schreeuw om vrijheid en rechtvaardigheid, die door een autocratisch bewind met grofheid werd verpletterd? Of waren de demonstraties een onderdeel van een soort staatsgreep, geregisseerd vanuit de VS en bedoeld om een progressieve regering beentje te lichten? Westerse media propageren duidelijk het eerste verhaal. Onder linkse mensen is het tweede verhaal redelijk wijd verbreid (1). Moeten we tussen deze verhalen kiezen? Of zit het nog anders in elkaar?
Laten we de gebeurtenissen eens terughalen. Protesten kwamen op gang nadat Ortega een hervorming van de sociale zekerheid probeerde door te voeren. Die zou een verhoging van sociale premies en een vermindering van pensioenrechten inhouden. Reden tot woede, en die kwam er dan ook. Kleine groepen gepensioneerden, maar vervolgens vooral studenten, kwamen in actie. Repressie deed de volkswoede groeien, leidde tot fellere protesten waartegen nieuwe onderdrukking werd ingezet.
De hervorming zelf was asociaal, maar niet heel verregaand. Ortega had onderhandeld met werkgeversorganisatie COSEP die veel verdergaande neoliberale maatregelen had gewild, conform de gangbare IMF-dictaten. Datzelfde COSEP ging vervolgens de protesten steunen. Een dubbelzinnige opstelling. Waar voor veel demonstranten de maatregel de verkeerde kant op ging, daar was voor COSEP de richting van de maatregelen prima. Ze waren alleen niet hardvochtig genoeg. Dat zag er uit als een poging vanuit de zakenwereld om de protesten te benutten als breekijzer om rechts beleid door te drukken. Het doet aan de oprechtheid van boze demonstranten niet af. Het liet wel zien hoe achter de schermen een rechtse agenda de protestbeweging beïnvloedde.
De ruggengraat van de protestbeweging vormden niet de gepensioneerden, de rechtstreeks getroffenen. Gangmakers waren vooral studenten, in grote aantallen en opmerkelijke felheid. Voor mensen die in de protesten een rechts complot zagen was dit dubieus: als de woede echt om pensioenen ging, dan zou je oudere mensen op straat verwachten, niet de studerende jeugd. Ik vind het geen overtuigend bezwaar. Jonge mensen hebben ouders en grootouders, en hebben die zien zwoegen. Is het vreemd dat zij opkomen voor een oudere generatie als die met extra armoede en onzekerheid wordt bedreigd? Bovendien hopen jonge mensen, als ze oud worden, ook nog iets van pensioen te krijgen.
Socialezekerheidsafbraak was de aanleiding van de opstandigheid. De diepere oorzaak was de steeds autocratischer wijze van regeren van Ortega, de manier waarop hij verkiezingen naar zijn hand liet zetten zodat zijn Sandinistische regeringspartij maar bleef ‘winnen’, het neerslaan van oppositie, en ook allerlei specifieke beleidsmaatregelen. Een zeer onvoldoende bestrijding van bosbranden was al een grief. Het doordrukken van een gepland kanaal, tegen verzet van plaatselijke bewoners in, was een andere. De socialezekerheidsmaatregel was de spreekwoordelijke druppel. Dat bij het uitbreken van een opstand jonge mensen, studenten veelal, zich met jeugdig elan in de strijd storten, dat zien we keer op keer in land na land. Nee, het feit dat studenten gangmakers waren in een protest om pensioenen te redden, is geen goede reden om de opstand bij als onoprecht en volslagen door rechts gemanipuleerd af te doen.
Datzelfde geldt voor het feit dat een aantal studentenleiders contact had met uiterst rechtse politici in de Verenigde Staten. Zoiets is weliswaar kwalijk. Nooit was de VS een vriend van de vrijheid van de arme Nicaraguaanse bevolking. Keer op keer stonden de VS aan de kant van het onrecht: toen de VS dictator Somoza in het zadel hielp houden, toen de VS de revolutie van 1979 met Contra-terreur en embargo de nek om hielp draaien, om over eerdere Amerikaanse militaire interventies maar te zwijgen. Wie als oppositieleider steun zoekt bij die VS, en dan nog wel in de rechtervleugel, die diskrediteert zichzelf. Maar is daarmee het hele volksverzet gediskrediteerd? Zijn daarmee de grieven van al die demonstrerende, barricades bouwende en universiteiten bezettende mensen – studenten en anderen – daarmee onzin? Is hun opstand onterecht en onjuist? Dat lijkt me geen rechtvaardige conclusie.
De opstand was meer dan een door COSEP en rechtse studentenleiders gedomineerd project. Opmerkelijk is niet hoeveel greep gevestigde en rechtse instituties – COSEP, de Katholieke kerk en de rechtse oppositiepartijen – op de protesten hadden, maar juist hoe weinig. Vooral aan universiteiten was van aanzienlijke, horizontaal opgezette zelf-organisatie sprake. Men sprak van een beweging die ‘autoconvocados’ opereerde: mensen waren door zichzelf bijeen geroepen, niet van hogerhand op de been gebracht. Een streven naar autonomie, directe zeggenschap, revolutionair zelfbestuur manifesteerde zich, van mensen die niet alleen een president ten val wilden brengen maar ook het leven op universiteiten grondig wilden veranderen. (2) De implicaties daarvan waren revolutionair, niet rechts.
Dat Ortega af diende te treden, vonden veel demonstranten. Dat er daarna nieuwe verkiezingen zouden moeten komen, lag in het verlengde. Dat via zulke verkiezingen rechtse, hard-neoliberale partijen de regering zouden overnemen, lag echter ook voor de hand. Een consistent linkse oppositie is er nauwelijks. Zo kan het dus verkeren dat een op zichzelf rechtmatige opstand tegen een autoritair bewind makkelijk een opstapje wordt voor een regering die zeker niet prettiger zal zijn dan die van Ortega.
Pretenties vanuit de oppositie, enthousiast door westerse media opgepikt, deden de zaak ook geen goed. Over geweldloosheid, bijvoorbeeld. ‘Het is een volledig vreedzame strijd’, zo citeert de Guardian een activist (3). Onzin, demonstranten vochten terug met allerhande zelfgemaakte wapens. Overigens staan sympathisanten van het oorspronkelijke Sandinisme – een beweging die de wapens opnam tegen de macht van destijds – niet sterk als ze dat geweld van demonstranten, die nu iets soortgelijks doen, veroordelen. Ook hoorde je wel eens dat Ortega ‘net zo erg was als Somoza’, de in 1979 verdreven dictator. Wie dat beweert, negeert de proporties. Voor elke door Ortega’s politie gedode demonstrant, vermoordde de Nationale Garde van Somoza er destijds honderd. Ortega staat aan het hoofd van een hardhandig en wreed optredende regering. Het schrikbewind van Somoza destijds was nog wel een ander verhaal.
Sommige linkse mensen vonden dat Ortega steun verdiende, als een kleiner kwaad. Voor deze mensen was niet het onrecht dat de regering de bevolking aandeed de kern. Voor deze mensen domineerden twee andere gezichtspunten. Ortega was min of meer links; vervanging door openlijk rechts was een stap de verkeerde kant op. En Ortega’s regering had ruzie met de VS. Een val van Ortega was in hun optiek een victorie van die VS en haar kwaadaardige imperialisme.
Het eerste punt verwarde de Ortega van nu met die Ortega van de Sandinistische glorietijd. Ja, ook toen had de Sandinistische regering een autoritair karakter. Maar ze genoot vanwege en vanaf de revolutie van 1979 brede steun en bereikte samen met een actieve bevolking forse sociale verbeteringen: landhervorming, coöperaties, onderwijs, gezondheidszorg. Contra-terreur en VS-intimidatie hielpen in 1990 rechts weer in het zadel. Mensen waren murw van de oorlog. Ze wisten dat hun voortdurende steun aan de Sandinisten voor de VS reden zou zijn om die oorlog voort te zetten. Dus stemden ze niet meer voor diens Sandinisten.
De frustratie die opeenvolgende rechtse regeringen opleverden leidde uiteindelijk tot een verkiezingsoverwinning van Ortega en zijn Sandinisten, die intussen echter vrijwel onherkenbaar waren veranderd. Het was nu een partij die het neoliberalisme voluit accepteerde en een deal met de Katholieke kerk had gesloten waarmee het abortusrecht om zeep werd geholpen. Ja, Ortega beloofde arme mensen ook iets. Jullie stemmen op mij, mijn mensen leggen riolering bij jullie aan. Fooien in ruil voor stemmen. Een ‘preferentiële optie voor de armen’, heette dat dan. Patronage, geen revolutionaire rechtvaardigheid. Een tijdlang werkte het, en waar het niet werkte, deed intimidatie van de oppositie de rest. Ortega’s regering consolideerde zich tot een regime dat in essentie iedere linksheid allang kwijt is. Eric Toussaint brengt in een uitvoerig en zeer lezenswaardig artikel (4) in kaart hoe op het ene na het andere punt Ortega het neoliberalisme verregaand omarmt. En zo heel vijandig is de VS de Ortega-regering niet gezind.
Er is dus geen enkele goede reden om die regering tegen de terechte verlangens van een getergde, verarmde en onderdrukte bevolking te verdedigen. Tegelijk is daarmee niets opgelost, zolang een val van Ortega niet die bevolking zelf, maar zijn rechtse politieke rivalen aan de macht zal helpen brengen. Op termijn kan wellicht een versterking van de ‘autoconvocadas’-organisatievorm en een bijbehorend idee van maatschappijverandering van onderop een uitweg bieden. Veel reden om te verwachten dat die neiging zich op korte termijn door zal zetten zie ik niet. Maar dat is nog geen reden om de dappere rebellen – niet de COSEP, niet de rechtse partijen en politici, maar wel de strijdende studenten en wijkbewoners – onze warme solidariteit te onthouden.
Noten:
1 Een voorbeeld van een analyse waarin de protesten worden afgedaan als rechtse staatsgreeppoging is: Kevin Zeese, “Violent Coup Fail in Nicaragua”, Counterpunch, 24 juli 2018
2 Meer over de radicale stroming in de opstand op de website CrimethInc.com, bijvoorbeeld “Update from the Nicaraguan Insurrection: Horizontal Organizing vs. Left Neoliberalism and the Pitfalls of Nationalism”, 21 mei 2018
Ook verschenen op: Ravotr