Parul Akhtar, een Rohingya-vrouw van midden twintig wil misschien het liefst nooit meer terugdenken aan het thuisland dat ze drie weken geleden met haar twee kinderen verliet. Ze is een van de vele Rohingya die in de afgelopen maanden uit Myanmar werden verjaagd.
Parul* durft nauwelijks iets te zeggen over haar situatie. Ze zit voor een geïmproviseerde tent in Kutupalong in het zuidoosten van Bangladesh. Dat land vangt duizenden Rohingya op die vluchtten voor vervolging in buurland Myanmar.
Het geweld dat zij en haar gezin doormaakten nadat vrachtwagens met militairen en boeddhistische mannen naar hun dorp Rajarbil in het district Maungdaw waren gekomen, ligt nog vers in het geheugen. Ze verkrachtten, vernielden spullen, staken huizen in brand en namen jonge mannen mee.
“Ik ril als ik daaraan denk”, zegt Parul, zichtbaar ontdaan over de verschrikkelijke herinneringen. Voor haar tent in het kamp Modhuchhara, het grootste Rohingya-vluchtelingenkamp in Kutupalong, op ongeveer 35 kilometer afstand van de stad Cox’s Bazar, vertelt Parul over hoe ze de verschrikkingen ontvluchtte.
– Lees verder bij de bron, De Wereld Morgen
*) Niet de echte naam van spreekster.