Met factormobiliteit op weg naar fascisme

Factormobiliteit wil zeggen dat productiefactoren (kennis, arbeid en kapitaal) van het ene naar het andere land verhuizen zodat zij het productiefst inzetbaar zijn. Het verschijnsel was bijna vier jaar geleden onderwerp van een analyse hier. In het verhaal kloppen behoorlijk wat zaken maar het afglijden van westerse maatschappijen naar nieuw fascisme was niet voorzien

Zo werd gesteld dat wij er rekening mee moeten houden dat de vrijhandel wel eens niet in het voordeel van de westerse verzorgingsstaten zou uitwerken. Het is waarschijnlijk dat de toenemende handel elders in de wereld tot een snelle stijging van de levensstandaard aldaar leidt maar dat hoeft niet gepaard te gaan met een stijging of zelfs handhaving van de welvaart in de westerse wereld. De relocatie van de meest productieve economische bedrijvigheid (zowel in de industriële als de dienstensector) kan in het Westen leiden tot zelfs absolute daling van de levensstandaard. Dat klopt grotendeels maar de toenemende scheve verdeling van de levensstandaard ontbreekt. Een hoogopgeleid, mondiaal gericht segment van de bevolking in het Westen profiteert, terwijl de traditionele productiearbeiders verliezen. Hun angst is van belang voor de maatschappelijke ontwikkelingen.

Voorts was opgemerkt dat het merendeel van de burgers in het Westen niet zonder meer welvaart zal opgeven omwille van een verheven gelijkheidsprincipe. Dat wij wegens de concurrentiestrijd met China en India genoodzaakt zouden zijn om langer te gaan werken of minder te gaan verdienen werd een treurige misvatting genoemd. Aanpassing aan de mondiale markt, die in veel gevallen op sociaal en milieutechnisch onverantwoorde wijze produceert, vormt geen lonkend perspectief. De misvattingen blijven objectief bestaan maar in Nederland zwoegen de hardwerkenden vooralsnog harder in tijdelijke dienstverbanden en werken langer door als gevolg van een hogere pensioenleeftijd. Met meer werken wordt geprobeerd het verlies aan welvaart door de westerse onderliggende klasse te compenseren. Dat de toenemende misère van hen te wijten is aan het neoliberale vrijhandelssysteem dringt nauwelijks door.

Op het eind van het verhaal van vier jaar terug werd geconcludeerd dat de keuze bestaat tussen de shockerende overgang naar een onproductieve consumptiemaatschappij ten gevolge van het neoliberale project of een geleidelijke overgang naar een evenwichtssituatie waarbij wij onszelf organiseren als (Europese) machtsfactor. Impliciet in die voorliggende keuze was de veronderstelling dat de werkende klasse zich breder dan tot dan toe zou gaan organiseren. Dat is evenwel niet gebeurd. Een keuze voor een onvermijdelijke shock lijkt te zijn gemaakt met aanstaand president Trump in de VS en Brexit in het VK. Daarmee probeert men in ieder geval welvaart niet zonder meer op te geven door aan de vigerende elite een klap uit te delen. Maar in beide gevallen zal het negatief uitpakken voor de zwakkeren in deze landen. Wanneer het langdurig bergafwaarts gaat, volgt de massa in eerste instantie niet een analyse over het hoe en waarom, maar poogt men een terugtrekkende beweging te maken naar de tijd toen het nog wel goed ging. Op zoek naar de verloren tijd is wellicht een geweldig onderwerp voor een prachtige romancyclus maar in de realiteit is dat een verloren zaak. Hopelijk worden mensen zich snel bewust van de mechanismen van het neoliberalisme, doorzien ze de gevolgen voor hen, gaan ze zich over grenzen heen organiseren en krijgen we niet eerst een reprise van de jaren dertig van de vorige eeuw hier.