Massaverontwaardiging verdwenen

Wat is het, vraag ik mij wel eens af, dat vluchtelingen redden op zee een tijdje sexy maakte. Wat was het, vroeg ik mij destijds af, dat de wereld schokte via de foto van de aangespoelde peuter Aylan Kurdi. Velen gingen hem voor; jongens en meisjes, verdronken in zee, soms aangespoeld aan het strand. Ik heb er ook foto’s van gezien. Om maar te zwijgen over de foto’s van uitgehongerde of kapotgeschoten peuters die de reis niet eens hebben kunnen maken. En velen verdrinken er nog steeds, vandaag de dag…

Toch was het de periode rondom die ene foto in 2015 dat het drama op de Middellandse Zee opeens nieuws werd. Er ging geen dag voorbij of er was een item over de volle boten, de drenkelingen en de roep om oplossingen. Hoe komt het toch, vraag ik mij steeds af, dat de massaverontwaardiging is weggeëbd, het drama uit het nieuws is verdwenen en vluchtelingen redden niet sexy meer is… Er verdrinken momenteel meer mensen uit overvolle boten op de Middellandse Zee dan in 2015.

Hoe is het mogelijk, pijnig ik mijn hoofd, dat de Turkije-deal (en het sluiten van de Balkanroute) nog steeds als succes wordt gepresenteerd. Terwijl het er enerzijds toe heeft geleid dat er duizenden vluchtelingen onder erbarmelijke omstandigheden klem zitten in kampen in Griekenland en anderzijds vluchtelingen werden teruggestuurd naar Turkije, naar een nog erbarmelijkere situatie, waar opsluiting en kinderarbeid niet ongewoon zijn. En waardoor mensen natuurlijk werden gedwongen andere vluchtroutes te vinden.

De meeste oversteken vinden nu plaats tussen Libië en Italië. Niet alleen verdrinken er nu meer mensen; ook wordt het hulporganisaties moeilijk gemaakt hun werk te doen. En zijn de verschrikkingen die mensen moeten doorstaan voor ze op een boot stappen vele malen groter dan ten tijde van de Turkije-Griekenland route. En dat kan natuurlijk geen verrassing zijn. Het lag in de lijn der verwachting dat dit de nieuwe route zou worden en het was duidelijk dat de chaos en het geweld in Libië na de val van Gadhaffi verschrikkelijk zijn. Voor vluchtelingen is Libië ronduit rampzalig. Hoe kan het, verbaas ik mij, dat wij ons daar niet rechtstreeks verantwoordelijk voor voelen. Hulporganisaties luiden de noodklok, maar worden nauwelijks gehoord. Save the Childen schrijft deze week in een verklaring: ‘Vanuit Libië komen berichten over mensen die worden geslagen, gegeseld en aan bomen gehangen. Er zijn talloze verklaringen van vrouwen en kinderen die vervolgd, geslagen of verkracht werden. Veel van de kinderen die werden gered, vertelden over fysiek of seksueel misbruik door smokkelaars, over dwangarbeid of rekrutering door gewapende groepen.’ De Guardian bericht over slavenmarkten en gevangenissen waarin mensen worden opgesloten, te werk gesteld, gemarteld en afgeperst. Als er geen geld komt, worden zij gedood of uitgehongerd. Er zijn dit keer niet alleen foto’s maar ook filmpjes beschikbaar van de gruwelijkheden, maar ze bereiken het grote publiek niet.

Wat is het toch, vraag ik mij vaak af, dat mensen alles dat ze bezitten en liefhebben achterlaten en zichzelf en hun kinderen aan zoveel gevaar bloot stellen. Hoe wanhopig moet je dan zijn. Dan denk ik aan mijn eigen leven; mijn huisje en spullen, mijn vrienden en familie, mijn werk en bezigheden. Wat als hier de dijken breken of er een epidemie uitbreekt. Wat als ik alles zou moeten achterlaten en mezelf in veiligheid moet brengen. Hoe hard ik ook denk, ik kan het me niet voorstellen, maar een ding weet ik wel: ik hoop zo dat er ergens mensen zijn die mij en mijn gezin willen helpen en welkom heten.