Wie luistert naar wetenschappers, hoort een ongemakkelijke waarheid: de agroindustrie heeft wel meer met pandemieën als Covid-19 te maken dan we zouden denken. David Quammen, auteur van Spillover: Animal Infections and the Next Pandemic, haalde met die ontnuchterende boodschap The New York Times: corona kan dan wel in een vleermuis zijn ontstaan, maar het is menselijke activiteit die het op de wereld losliet. “We vellen bomen, doden dieren of sturen hen in een kooi naar vleesmarkten. We verstoren ecosystemen, en we schudden virussen los van hun dragers. Wanneer dat gebeurt, dan hebben ze een nieuwe gastheer nodig. Dikwijls zijn wij dat dan.” En dat is niet enkel een probleem van wet markets in China.
Het door elkaar schudden van ecosystemen (en virusdragers) gebeurt ginder, in de periferie, maar ook hier, in Europa en de VS. En als het ‘ginder’ gebeurt, dan is dat doorgaans omdat dat ‘hier’ zo is beslist. Macron en Michel mogen dan wel treuren over de brandhaarden in de Amazone en de Braziliaanse president Bolsonaro verantwoordelijk stellen, ‘wij’ hebben wel de soja van ginds nodig om ‘onze’ varkens vet te mesten. Jaarlijks eten ‘onze’ varkens en kippen bijna 2 miljoen ton geïmporteerde soja, en de Mercosur-EU-deal (‘Cars for cows’) heeft precies tot doel die goederenstroom gaande te houden.
Wat we ‘globalisering’ noemen, is niets anders dan de winstgedreven opsplitsing van de productie in een eindeloze reeks van fases uitgevoerd waar de arbeidskosten het laagst zijn of de reglementering het zwakst is. Het zorgt voor mondiaal geïntegreerde lange productieketens waarin grondstoffen, veevoeder, gewassen, producten en hapklare porties over vele duizenden km worden vervoerd in megacontainerschepen, trucks en vliegtuigen. (In een doos ontbijtgranen van Kellogg’s zitten ingrediënten komend uit 20 landen!)
Die werkwijze drukt de kosten van de bedrijven … omdat veel echte kosten worden geëxternaliseerd. Onderbetaalde arbeiders betalen met hun gezondheid, terwijl de koolstofuitstoot en andere gassen van het vervoer de luchtvervuiling en de klimaatchaos aanjagen. Ondertussen doet de agro-industrie niet wat ze geacht wordt te doen: de mensheid voeden.
Jean Ziegler, ex-rapporteur van de VN over voedselrechten, wijst erop dat elk jaar miljoenen kinderen van honger sterven. Nochtans zou de aarde 12 miljard mensen kunnen voeden. Ondervoede en stervende kinderen zijn het slachtoffer van wat Ziegler ‘de kannibalistische wereldorde’ noemt: een ordening gedomineerd door 500 transnationals die 50 procent van de voedselproductie controleren.
Agrogiganten speculeren op voedselvoorraden, nemen landbouwgronden in het Zuiden in beslag en dumpen Noord-Amerikaanse en Europese producten in het Zuiden, wat de lokale economieën ontwricht, hele sectoren wegvaagt en zorgt voor werkloosheid, armoede, ondervoeding, migratie. Vandaag gaat de helft van het geproduceerde voedsel in de wereld niet naar mensen, maar naar de productie van brandstof en diervoeder. De vleesindustrie is een dodelijk efficiënte verspiller van voedsel. Elk jaar worden ongeveer 50 miljard ‘vleesdragers’ geproduceerd die samen een derde van alle granen, 90 procent van de sojaproductie en 30 procent van de visvangst opeten. Het landbeslag is enorm: wereldwijd neemt de veestapel ongeveer 70 procent van alle voor landbouw gebruikte grond in.
Vleesproducenten zijn ‘omgekeerde voedselbedrijven’: ze verspillen voedsel in plaats van voedsel aan te leveren, en ze doen dat door land geschikt voor menselijke voedingsgewassen te bezetten. Het eindresultaat is ernaar: meer dan 800 miljoen mensen krijgen te weinig calorieën binnen, voor twee miljard mensen bevat hun voedsel te weinig mineralen en vitaminen om een gezond leven te leiden. Om nog maar te zwijgen over het dierenleed. De eerste wet die wreedheid tegen dieren verbood, was de Franse Loi Grammont, uit 1850. Maar 170 jaar later is de achteruitgang op dat vlak zo veralgemeend dat we zelfs niet meer zien dat de vleesindustrie van dierenleed een hoeksteen van onze verhouding met dieren heeft gemaakt.
Enter corona. Vleesfabrieken als broeikassen van potentieel gevaarlijke pandemieën: als dat klopt is het slecht nieuws voor een land met een machtige agro-industriële lobby die een sector overziet waarin permanent 2,5 miljoen koeien, 6 miljoen varkens en 40 miljoen kippen worden opgekweekt, vrijwel alle in megastallen.
Wat zeggen wetenschappers? De crisis heeft als vertrekpunt een ‘natuurlijk’ virus dat van dier op mens is overgesprongen: het zijn zoönosen, infectieziekten van dierlijke oorsprong, zoals aids, ebola, vogelgriep en varkenspest. Uitbraken van dergelijke infectieziekten gebeuren almaar frequenter.
Een team van professor ecologie en biodiversiteit Kate Jones (UCL) identificeerde in 2008 335 ziekten die tussen 1960 en 2004 opdoken, en meer dan 60% ervan waren zoönosen. Voor een verklaring van de uitbraken wijst Jones naar de ontwrichting van eeuwenoude bossen en wouden door houtkap, mijnbouw, wegenbouw en verstedelijking. “Virussen worden gemakkelijker doorgegeven in verstoorde habitats, en dan staan we verbaasd dat er nieuwe opduiken.” Deze infectieziekten zijn “een verborgen kost van de economische ontwikkeling”, zegt ze.
Milieujournalist John Vidal vraagt zich in dezelfde zin in The Guardian af of Covid-19 de prijs is die we betalen voor de vernietiging van de natuur. Wat als corona slechts het begin is van een lange reeks van pandemieën, die parallel loopt met de mondiale vernietiging van habitat en biodiversiteit?
Wat Kate Jones ‘economische ontwikkeling’ noemt, is in feite ‘ecologisch imperialisme’. Evolutionair bioloog Rob Wallace (Institute for Global Studies at the University of Minnesota, en auteur van Big Farms Make Big Flu) benadrukt dat het neoliberale project draait op land grabbing in de periferie. De agro-in-dustrie, investeringsfondsen en landen als China en de Golfstaten leasen of kopen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika uitgestrekte gebieden. Cijfers zijn moeilijk te verkrijgen, experts werken met ramingen. Volgens de Wereldbank werd in 2008, 2009 en 2010 alleen al ongeveer 60 miljoen hectare landbouwgrond onder buitenlandse controle gebracht, wat goed is voor achttien keer de oppervlakte van België.
De uitverkoop van de soevereiniteit over het grondgebied staat het verst in Cambodja, waar 63 procent van de landbouwgrond in handen van buitenlandse ondernemingen is gekomen. De vernietiging van bossen en andere eeuwenoude ecosystemen op die gronden om er monoculturen (van gewassen en van veestapels) op te ontwikkelen zorgt voor almaar intensiever contact tussen wild life, megastallen en de mens. Het potentieel gevaar van dodelijke pandemieën stijgt overeenkomstig – temeer omdat de expansie van de agroindustrie wereldwijd kleine boeren naar het bankroet drijft, en hen in de periferie dwingt te migreren naar slums in grootsteden waar ontoereikende sanitaire voorzieningen nieuwe uitbraken mogelijk maken.
We zullen alleszins niet kunnen zeggen dat we van niets wisten. In september 2019 publiceerde de Global Preparedness Monitoring Board (GPMB), een onafhankelijke groep van 15 experts, waaronder dr. Anthony Fauci, ‘de Amerikaanse Marc van Ranst’ zeg maar, een alarmerend rapport. De Wereldgezondheidsorganisatie en de Wereldbank, verontrust over de Ebola-epidemie van 2014-2016, hebben de GPMB opgericht, met de taak om zich te buigen over ‘noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid’. De titel van het rapport van de GPMB zegt genoeg: ‘A World at Risk. Annual report on global preparedness for health emergencies’.
Volgens de GPMB is het gevaar op een mondiale pandemie die potentieel miljoenen mensenlevens kan kosten, ‘reëel’. Die conclusie was geen nattevingerwerk: de experts analyseerden 1.483 uitbraken in 172 landen die de WHO had opgelijst. Ze stellen vast dat “potentieel epidemische ziekten zoals griep, SARS, MERS, Ebola, Zika, pest, gele koorts en andere de voorbode zijn van een nieuw tijdperk van uitbraken met zware gevolgen en mogelijks vlugge verspreiding, die steeds vaker vastgesteld worden en steeds moeilijker te beheersen zijn.” Een document uit 2019 waarin Britse wetenschappers de regering adviseren over mogelijke gevaren en noodsituaties, plaatst een pandemie van een griepvirus bovenaan de lijst, met mogelijks de helft van de bevolking die ziek wordt, en 20 procent die in de piekperiode werkonbekwaam wordt.
De slide hierboven, met een overzicht van uitbraken, spreekt voor zich: het probleem is er niet alleen eentje van bushmeat of wet markets in Wuhan. (Bron: GPMB, ‘A World at Risk’) De wereldvermaarde primatologe Jane Goodall wijst erop dat ook de industriële vleesproductie (“factory farms”) ziekten genereert. Professor epidemiologie Marius Gilbert (ULB), die ook lid is van de expertgroep die de exitstrategie van ons land voorbereidt, wijst erop dat er een duidelijke link is “tussen de opkomst van erg pathogene vogelgriepvirussen en megafokkerijen van gevogelte.”
Grootschalige industriële kippen-, kalkoen-, maar ook geiten- en varkenskwekerijen zorgen voor dicht opeengepakte, genetisch vrijwel identieke ‘vleesdragers’ met een verzwakt immuunsysteem waar een virus met groot gemak doorheen raast en zo aan agressiviteit wint. Een team van tien topwetenschappers, waaronder Marius Gilbert, onderzocht dergelijke transformaties (‘conversion events’) tot gevaarlijke ‘stammen’ van griepvirussen van het H5- of het H7-type. De vaststelling is ontnuchterend: 37 van de 39 transformaties die sinds 1959 werden opgelijst, gebeurden in commerciële fokkerijen van gevogelte. Een meerderheid van die fokkerijen liggen “in landen met een hoge levensstandaard”.
Geen wonder dus dat ook bij ons, in de laatkapitalistische wereld, bronnen van pandemieën in de maak zijn. Genetische analyses tonen aan dat H1N1 (varkenspest) afkomstig is van een gemuteerd virus dat voor het eerst in 2009 in de VS werd gedetecteerd. Het virus doodde volgens de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) tussen 150.000 en 575.000 mensen in het eerste jaar van uitbraak alleen al.
Landen als Nederland en België, met een enorm hoge bevolkings- en (pluim-)veedichtheid, zijn bijzonder kwetsbaar. Deze eeuw kende Europa twee grote uitbraken van ziekten die vanuit de intensieve veehouderij oversprongen op mensen. Ze ontstonden beide in Nederland. In 2003 raakten duizend mensen besmet met vogelgriep; een dierenarts stierf eraan. Tussen 2007 en 2011 kwamen geitenhouderijen en omwonenden in de greep van Q-koorts, met duizenden chronisch zieken en bijna honderd doden als gevolg.
De gezondheidsproblemen die de sector creëert, zijn amper in kaart gebracht. In eigen land is West-Vlaanderen getransformeerd tot één groot vleesverwerkend platform. In de provincie worden 3,5 miljoen varkens en meer dan 11 miljoen kippen gekweekt, en de cijfers gaan crescendo. De output wordt opgedreven: in 1980 werd een varken in de loop van zijn leven gemiddeld 550 gram per dag zwaarder; in 2009 is dat 750 gram per dag geworden. Een varken wordt geslacht wanneer het zes maanden oud is, en dan weegt het al 110 kilogram. Het aantal biggen per zeug steeg in dezelfde periode van 15 naar 25 per jaar.
De schadelijke impact van deze industrieel georganiseerde vleesproductie op de omgeving is volgens buitenlands wetenschappelijk onderzoek groot: blootstelling aan fijnstof en ammoniak, en een afgenomen resistentie tegen schimmels, bacteriën en virussen. Is het toeval dat Vlaanderen nog geen onderzoek heeft verricht naar die gezondheidsaspecten? In Nederland is in de nasleep van de Q-koorts-epidemie wél al uitgebreid onderzoek verricht. Patiëntendata voor de jaren 2007-2013 tonen aan dat bewoners die in een straal van 1 kilometer rondom pluimveehouderijen en 2 kilometer rondom geitenbedrijven wonen een verhoogde kans op longontsteking hebben. Naargelang het onderzoeksjaar ging het om 150 tot 200 vermijdbare gevallen van longontsteking per 100.000 mensen.
Besluit. Om het met een metafoor van David Harvey te zeggen: met corona deelt de natuur een mokerslag uit, als wraak voor een halve eeuw mishandelingen door een gewelddadig, ontspoord neoliberaal extractivisme. Een korteketenlandbouw met een minimale vleesproductie, en op termijn een omvorming van de gehele economie volgens ecosociale principes is onafwendbaar, willen we de mensheid van pandemieën, klimaatchaos en luchtvervuiling redden.
Ook succesauteur Jonathan Safran Foer getuigt op dat vlak van voortschrijdend inzicht: waar hij in zijn klimaatboek de aanpak van de klimaatverandering toespitste op individueel consumentengedrag (‘We Are the Weather: Saving the Planet Begins at Breakfast‘), begint het hem vandaag te dagen dat politieke actie nodig is: we have “to support advocacy organisations fighting factory farming.” Een opstapje naar politieke actie, gericht op structurele hervormingen die de economie stroomlijnen volgens de behoeften van mens en natuur?
(*) Ludo De Witte is auteur van ‘Als de laatste boom geveld is, eten we ons geld wel op. Het kapitalisme versus de aarde’, 3de, volledig herziene druk, EPO, 2020.
Bronnen:
[1] D. Quammen, ‘We Made the Coronavirus Epidemic’, NYT, 28/1/2020. [2] K. Jones, in J. Vidal, ‘Tip of the iceberg: is our destruction of nature responsible for Covid-19?’, 18/3/2020 [3] ‘The 2019 National Security Risk Assessment (NSRA)’, in ‘Leaked Cabinet Office briefing on UK pandemic threat – the key points’, The Guardian, 24/4/2020. [4] J. Goodall, in VPRO, Buitenhof, 19/4/2020. [5] M. Gilbert e.a, ‘Geographical and Historical Patterns in the Emergences of Novel Highly Pathogenic Avian Influenza (HPAI) H5 and H7 Viruses in Poultry’, Frontiers in Veterinary Science, 5/8/2018. [6] Follow the Money, ‘Geitengevaar’, 17/4/2020. [7] Minister B. Bruins, Kamerbrief met reactie op deelrapport ‘Veehouderij Gezondheid Omwonenden’, 22/10/2018.[8] J. Safran Foer en Aaron S. Gross, ‘We have to wake up: factory farms are breeding grounds for pandemics’, The Guardian, 20/4/2020.
– Oorspronkelijk verschenen bij De Wereld Morgen