Voor mijn werk moest ik naar de grote afdeling van mijn bedrijf in Mumbai te India, om daar een project te ondersteunen waar ik bij betrokken was geweest. Men is weliswaar bezig te zoeken naar betere telecommunicatiemiddelen om dit soort kostbare reizen enigszins te kunnen beperken, maar gelukkig voor mij is men nog niet zo ver. Voor de CO2-uitstoot zal het natuurlijk een heilzame zaak zijn als geavanceerde telecommunicatiemiddelen dit soort reizen overbodig kunnen maken.
Ik was nog nooit in Azië geweest, of buiten de westerse wereld wat dat betreft, dus ik wist niet hoe snel ik ‘ja’ moest zeggen toen men mij voorstelde dat ik dat project zou gaan begeleiden.
Op het (prachtige) moderne vliegveld te Mumbai aangekomen en er veel sneller door de security te zijn geloodst dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, stond er een chauffeur van de taxidienst van het hotel me op te wachten. De man nam gelijk mijn zware weekendtas over, waarna ik er enigszins gegeneerd naast liep. Ik ben gewend mijn eigen spullen te dragen, en voelde me gelijk al een verwende koloniale Europeaan.
Na een ritje van een paar minuten kwamen we aan bij het indrukwekkende vijfsterrenhotel, waar mijn kamer iets van 125 euro per nacht zou kosten, een derde van wat het in Europa zou kosten, schatte ik zo. De hotellobby hielp niet echt het gevoel van verwende koloniale Europeaan te doen weggaan. Ik was nog nooit in zo’n luxe hotel geweest, althans niet om er zelf te overnachten. Want al behoor ik dan niet tot het werkschuwe profiterende tuig waar Nederlands Rechts de gemiddelde Krapuulschrijver voor houdt, ik heb nooit banen gehad die meer dan middelmatig betaalden, en vaak zelfs minder dan dat. Niet dat ik daarmee zit, het zijn grotendeels mijn eigen keuzes geweest die dat bewerkstelligd hebben, maar daarom is het dus nooit normaal geweest voor mij om in vijfsterrenhotels te verblijven, zelfs niet voor mijn werk. En ook in dit geval kon dit natuurlijk alleen door het verschil in inkomen/prijsniveau tussen landen in Europa en India. In feite bevindt profiterend tuig zich vooral in dit soort hotels, zou ik zeggen, maar dan niet in de vorm zoals men die achter Krapuul vermoedt te zitten.
Ik was aangekomen op een zaterdagavond, en zou de volgende dag een rondleiding door Mumbai krijgen, samen met twee andere Europese collega’s, van een van de managers van onze Indiase afdeling. Door omstandigheden ging dit echter niet door. Na enig peinzen vroeg ik een van de kelners bij het ontbijt wat de mogelijkheden waren om me door een taxi of zo rond te laten rijden door Mumbai. Hij verwees me naar een man bij de receptie, en die wist me te vertellen dat dat ongeveer 100 euro zou kosten. Na enig nadenken besloot ik dat dat niet teveel was om in elk geval íets te zien van een wereldstad waar ik misschien nooit meer terug zou keren. Het had ook voor beduidend minder gekund als ik een taxi van buitenaf had gehuurd in plaats van een van het hotel, maar ik ben een slechte onderhandelaar en wou geen toestanden.
Nu had ik van bekenden die wel eens in India waren geweest gehoord dat de tegenstellingen er groot zijn. Maar niettemin keek ik me er mijn ogen uit. Natuurlijk werd ik langs enige mooie plekken geleid door de chauffeur, en ook langs een winkel waar ik verondersteld werd iets te kopen (wat ik dan ook deed; die chauffeur moet ook iets bijverdienen tenslotte).
Maar waar ik ook altijd naar kijk als ik in het buitenland ben, is waar en hoe gewone mensen er leven. Want dat is de cultuur van een land, niet die bezienswaardigheden, hoe mooi en historisch interessant die ook kunnen zijn. En het typische van Mumbai is dat je niet naar speciale wijken hoeft te gaan om die tegenstellingen en het gewone leven te zien. Gewoon een beetje rondrijden doet je de ogen al openen:
Wat dat betreft was de dagelijkse rit naar het kantoor trouwens nog meer openbarend dan die naar het centrum van Mumbai, alhoewel ik ook daar al diverse verbijsterende dingen zag.
Het verkeer is er een chaos, maar een vriendelijke chaos. Althans, zo zag ik het. Mijn vaste chauffeur vertelde me toch dagelijks gevallen van road rage te aanschouwen, maar ik zag dagelijks tientallen manoeuvres die je hier in Europa enorme problemen zouden opleveren, maar daar gelaten werden ondergaan. Wel toetert men voortdurend, maar dat is een bepaalde manier van communiceren begreep ik na verloop van tijd. Als in “pas op, ik ga je nu inhalen” of “nee, ik neem nu echt voorrang”. Men rijdt er enorm dicht op elkaar, maar ik heb geen enkele keer een aanrijding gezien. Nou ja, behalve die keer dan dat een auto de taxi schampte waar ik in zat, wegens zelfs voor Indiase standaarden toch iets te kort snijden.
Maar goed, dan vertrek je de volgende ochtend dus vanuit je corporate luxe bubble naar kantoor en zie je dit:
En dit:
Maar dan blijkt het kantoor zelf toch wel degelijk redelijk op westerse standaard te verkeren. Het is schizofreen. Tegelijkertijd functioneren er daar mensen zoals wij dat doen (alhoewel ik natuurlijk niet hun thuissituatie heb gezien), maar leven er ook mensen midden in de stad in gammele hutjes van huizen:
En dan, net als je alles gezien denkt te hebben, rijd je langs iets als dit:
Mensen die niet eens in een van de armoedige ‘huizen’ wonen die je al eerder zag, maar onder een paar smerige lappen op een stuk vervuilde grond die voor een tent door moeten gaan. En dat dus midden in de stad.
Dat aanschouw je dan, wetende dat je weer veilig naar je vijfsterrenhotel zult terugkeren.
Ik heb mijn schuldgevoel wat proberen af te kopen met het geven van 100-roepie biljetten (1,3 euro) aan wat kinderen door het raam van de taxi, toen we stil stonden bij een stoplicht. En een flinke fooi voor mijn vaste chauffeur en het schoonmaakpersoneel van het hotel (alhoewel de prijzen daar zo raar variëren daar dat het nog moeilijk is te bepalen wat nu een goede fooi is. Mijn bescheiden éénkamerwoning zou op de grond waar het hotel gevestigd was bv meer dan een half miljoen kosten).
Iedereen is zo beleefd en aardig daar, zelfs de bedelende kinderen met hun compleet ontwapenende glimlach. Ik had dan ook die spulletjes van die kinderen moeten kopen bij het Ghandi-huis, waar ze op me af kwamen zodra ik uitstapte, maar ik werd erdoor overvallen, die eerste zondag, en mijn eerste reactie is dan altijd afwijzing. Ik word er al beter in, maar ben soms nog niet snel genoeg in het herkennen van de situatie. Het gezichtje van dat meisje dat nog naar me zwaaide toen de taxi al optrok zal ik niet vergeten.