Tegen achten in de avond. Ik sta wat bedremmeld op de drempel, met een paar dozen in mijn handen. Het zou een aardig grote kamer zijn, maar wat we zien is een balzaal: glimmend parket, blauwe gordijnen die voornaamheid uitstralen en aan de donkere zijde een hoogslaper voor tien personen. Als we alles uit de auto hebben geladen en op het parket hebben gezet is de kamer nog steeds leeg en verlaten.
-Daar past ons halve huis in.
Hij glimlacht breed.
-Mooie kamer toch?
-450? Dat kun je bijna een huis voor huren.
-Ik werk er toch wat bij? O, ja, ik moet ook nog duizend euro borg betalen. Misschien wat bijlenen. Maar waar ik nu werkelijk mee zit: hoe ga ik deze ruimte een beetje opvullen? Dat het bij elkaar hoort, dat het stijl heeft….
Hij trekt zijn phone uit zijn broekzak, swipet.
-Hier… Een bankstel, gratis af te halen, vijf minuten met de auto. Ik bel even.
Ik ga op een van de brede vensterbanken zitten en laat mijn ogen door de ruimte dwalen.
-Twee bankstellen zou ook kunnen. Je hebt zoveel ruimte…
-Is goed.
Ik krab op mijn kop. Wat heb ik nu weer gezegd?
Hij praat tegen iemand, loopt pratend de kamer uit, komt terug.
-Nu ophalen.
We stappen in de auto. Hij duikt in zijn phone.
-Hier nog een. Iets verderop in de straat. Twee minuten met de auto. Maar die is rood, dat past eigenlijk niet.
Hij belt.
We halen het eerste bankstel, in twee keer. Want een kleine bestelauto is geen vrachtwagen. Drie kwartier later staat het ding er. Precies de goede bocht, precies de goede afmetingen.
-Hij is wel vies.
-Tja, dat zag ik niet zo goed in het donker.
-Gooi er maar een doek overheen. Op de markt vind je wel iets.
-Moet ik ook nog naar de markt? Man, wat een stress.
-Heb je stress?
-Ja, ik vraag me steeds af wat ik nu eigenlijk aan het doen ben.
-Je richt je kamer in.
-Ja, maar ondertussen moet ik ook nog al die andere dingen.
-Zoals?
-Studie, colleges, studiefinanciering regelen, die borg, mijn fiets heeft een lekke band, dat gedoe met die voetbalcontributie. Kan ik vijfhonderd euro lenen?
-Eventueel. Doe gewoon een ding tegelijkertijd. Misschien helpt dat.
-Pfff.
Hij schudt zijn hoofd.
-Eigenlijk ben ik helemaal niet geschikt voor het studentenleven.
-Waarom niet?
-Ik geniet niet van stress, je moet alles zelf doen.
We rijden naar bank twee. Die staat op zijn kant in een kelder. Hij bestudeert hem grondig. Rood, erg rood. En groot, erg groot. Ik kijk naar de keldertrap, dat wordt een heel gedoe.
-Deze is vies.
-Laten staan dan maar? Het ding is veel te groot ook. En misschien past dat rood toch niet zo goed bij dat beige van die andere bank.
Hij knikt. We laten hem staan.
Ik haal opgelucht adem.