Europese verkiezingen: publieke financieringen

Publieke financieringen zijn het belangrijkste smeermiddel om de economie met zo weinig mogelijk horten en stoten (crises) te laten verlopen. In een socialistische economie is de staat sowieso de belangrijkste speler maar ook in een markteconomie spelen publieke investeringen een cruciale rol. John Maynard Keynes dankt aan de uitwerking van dat inzicht zijn faam als de belangrijkste econoom van de twintigste eeuw. Mooi is dat Ander Europa opnieuw een prima artikel heeft gepubliceerd over de Europese verkiezingen met ditmaal de focus op publieke financieringen.

Bezuinigingen
Auteur Herman Michiel schrijft dat VS-president Barack Obama in 2009, kort na het uitbreken van de financiële crisis in 2008, zijn Recovery and Reinvestment Act lanceerde. Een bedrag van 820 miljard dollar moest de Amerikaanse economie er bovenop helpen via belastingverlaging, infrastructuurwerken, tegemoetkomingen bij werkloosheid en voor gezondheidszorg. Dit staat in schril contrast met de Europese aanpak van bezuiniging op bezuiniging. Wil je mogelijk herstel de kop indrukken, dan is de EU-politiek het voorbeeld bij uitstek ervoor. Griekenland heeft het in de EU het zwaarst voor zijn kiezen gekregen en zijn BBP zit nog steeds niet op het niveau van voor de crisis. Natuurlijk is de EU geen federale staat en kan ze politiek-economisch niet wat de VS wel kan. Michiel merkt op dat de EU véél zou kunnen, maar dat welbewust weigert te doen omdat dit zou indruisen tegen het marktprincipe dat haar uitgangspunt is. Dat kunnen maar niet willen, is een uiterst belangrijke constatering.

Juncker
In 2013 was de werkloosheid in de EU nog torenhoog, met gemiddeld 24 procent onder de jongeren. Duitsland met enorme overschotten op de betalingsbalans vertikte het daarbij om te investeren in het openbaar domein, een vaststelling waarvoor zelfs het IMF een verwijtend vingertje opstak. In reactie op die desastreuze situatie voerde de Europese Commissie van Jean-Claude Juncker sinds haar aanstelling in 2014 een wat minder hardvochtig Europees beleid. Het ‘Junckerfonds’ of officieel het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) werd opgetuigd. Zijn 21 miljard euro van de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank als inleg over drie jaar is gering, maar via hefboomwerking is het gelukt om met investeringen van de private sector dat aan te vullen tot 335 miljard euro in 2018. De truc voor de hefboom is dat privé-investeerders bij een bankroet of wanbetaling prioritair worden bediend. Met grote kans op flinke winsten en hun risico afgedekt door het EFSI zijn privé-investeerders inderdaad geneigd tot investeren.

Klachten
Er zijn overigens nogal wat kanttekeningen te plaatsen bij het succes van het EFSI. Zouden de investeringen niet sowieso hebben plaatsgevonden als het fonds er niet was? En die 335 miljard euro is eerder een schatting dan een reëel bedrag. Zo was er in 2016 nog maar 115,7 miljard euro aan goedgekeurde projecten, terwijl de eigenlijke financiering toen enkel 10,9 miljard euro bedroeg. Daarnaast zijn de investeringen niet evenredig over de EU verdeeld, ze komen vooral terecht in Frankrijk, Italië en Spanje. Maar de meest fundamentele klacht is dat overheden zelf geen investeringen voor projecten mogen doen, doch dat die de verantwoordelijkheid zijn van de private sector. Overheden hebben op deze wijze maar beperkte zeggenschap over de prioriteiten ervan. Zo klaagde BusinessEurope, de lobbygroep van de grote Europese ondernemers, dat ze verontrust was dat 40 procent van de projecten verband konden houden met de in Parijs afgesproken klimaatdoelstellingen. Een dergelijke keuze is volgens de lobbyisten te weinig op de markt gebaseerd.

Quantitative Easing
Een nog groter project dan het EFSI is het programma van kwantitatieve versoepeling of Quantitative Easing (QE), zoals het meer algemeen bekend is. In januari 2015 kondigde Mario Draghi, de voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB), dat de ECB maandelijks voor 60 miljard euro staatsobligaties en aandelen zou opkopen. Er vindt een overheveling plaats van waardepapier van de banken naar de ECB en op deze manier komt er meer liquide geld in omloop. Wat heeft het enorme bedrag van 2600 miljard euro aan liquiditeit tot aan december 2018 opgeleverd? De resultaten zijn onduidelijk. Natuurlijk claimt Draghi dat de eurozone zich dankzij het ondersteunende beleid van de ECB heeft hersteld. Het hangt er echter helemaal van af wat met het geld gebeurt. Onder meer onderzoekers van het Centraal Planbureau menen dat er geen bewijs voorhanden is dat QE heeft bijgedragen tot een herstel van de economie in de eurozone.

Meester
Ofschoon de effecten van het EFSI en QE niet eenduidig zijn, heeft de economie in de EU zich sinds omstreeks 2014 verbeterd. Het valt niet te ontkennen dat de programma’s ten dele effect kunnen hebben gehad. Michiel erkent ook dat de EU in principe in staat is grote investeringsplannen te financieren, zelfs als het gemeenschappelijk budget van de EU zeer klein is en de politieke integratie zwak. De geschetste mogelijkheden zijn als het ware een krachtig pleidooi voor meer (linkse) democratische invloed op de EU en niet dat de markt er als meester boven staat.

Michiel is echter zeer pessimistisch over de hervormingsmogelijkheden van de bevolking in de EU. De hoop om de EU te kunnen hervormen zal onverbiddelijk op Duitsland stuiten. Het land zou zijn diepgewortelde principes moeten laten varen, principes gedragen van centrum-links tot uiterst rechts. Hij vreest dat zelfs geen miljoen Yanis Varoufakissen dat zullen ‘schaffen’. Daartegenover kun je stellen dat de EU niet Duitsland alleen is, hoewel de belangrijkste lidstaat ervan. Bewustwording in de overige lidstaten van de positieve mogelijkheden van een democratische EU wegen ruimschoots op tegen het Duitse conservatisme. Het enige wat ze te verliezen hebben is de Duitse hegemonie.