Hoe zouden we in een tijd van algemene verrechtsing de moed niet verliezen? De Belgische auteur en vertaler Johny Lenaerts tracht zich daarbij op te trekken aan figuren die in een nog donkerder periode zich wisten recht te houden. Hij denkt met name aan Walter Benjamin, die in een van de donkerste periodes van de menselijke geschiedenis – de overwinning van het nazisme en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog – daarvoor een sprekend beeld ontwikkeld had: ‘In de toekomst was iedere seconde de kleine poort waardoor de Messias kon binnentreden.’ Walter Benjamin droomde van ‘het openbreken van het continuüm van de geschiedenis’. Hij dacht daarbij aan zoiets als de Franse Revolutie.
Het is een droombeeld dat nog menig activist weet te bekoren, maar schuilt in die absoluutheid ook geen verlammend effect? In het wachten op de Grote Omwenteling lijkt elk dagelijks ‘klein verzet’ futiel en overbodig: het is Alles of Niets.
In het zicht van een dergelijke insurrectionele opvatting die het ontstaan van het nieuwe – manifestatie van de vrijheid – verheerlijkt, lijkt het Johny Lenaerts dan ook interessant om de revolutieopvatting in het werk van Gustav Landauer (1870-1919) te bekijken. (*) Hij doet dat hieronder. [ThH]
Niet wachten!
In het publicatiejaar van zijn hoofdwerk ‘Oproep tot socialisme’, 1911, formuleerde hij duidelijk zijn opvatting over vrijheid: ‘De vrijheid kan niet geschapen, de vrijheid kan enkel uitgeoefend worden. Het is niet zo dat we vandaag onvrij, morgen evenwel door een wonder vrij zijn; zonder uitzondering hebben wij allemaal de vrijheid in ons en we hoeven haar enkel in de externe werkelijkheid om te zetten.’
Verre van te geloven in het plots opduiken van iets nieuws, keert Landauer zich af van elke vorm van wachten op een revolutie, om de breuk in een coherent historisch continuüm in te schrijven. In de overtuiging dat er een continuïteit van de geschiedenis bestaat, alsook de coherentie die het heden zowel met het verleden als met de toekomst verbindt, bekritizeerde Landauer het opgeven van het heden, dat in een afwachtende houding schuilt.
Viel volgens Landauer een verandering enkel te verwachten nadat er zich een catastrofe had voorgedaan? Viel volgens hem de verandering samen met de komst van een nieuw tijdperk? Ik sluit me hierin aan bij de mening van Anatole Lucet, die het volgend citaat van Landauer geeft: ‘De socialistische maatschappij zal niet vanzelf op aarde komen, ze zal het werk van de mensen zijn; ze zou momenteel reeds bestaan indien de massa’s er reeds rijp voor waren. En wij zouden ons liever niet willen verlaten op het wonder waardoor in revolutionaire tijden een nieuwe Adam onder de mensen zou opstaan.’
In de kern van Landauers denken schuilt het idee: het is altijd in het heden en zonder wachten dat de komst van een nieuwe realiteit dient voorbereid te worden. Geen mirakel, geen tovenarij of cruciale gebeurtenis, maar een gestage en daadwerkelijke opbouw: ‘De Sozialistischen Bund heeft haar werk aangevat. Niet wachten! Zo luidt onze oplossing. Geen scheiding meer tussen de omstandigheden van het heden, de gisting van de overgang en de miraculeuze toekomst. Het is nu dat de gisting moet plaatsvinden; het is in onze harten, in onze stoutmoedigheid, in onze inschatting van de verhoudingen en mogelijkheden dat we het mirakel willen zoeken.’
Opbouwen
Het valt niet te miskennen dat de revolutie een rol speelt in de vorming van het collectief, in wiens schoot de geest kan leven en zich regenereren: ze is het moment van convergentie in de loop waarvan de mensen zich voor eenzelfde ideaal aaneensluiten. Maar Landauer vat het niet op als een radicale breuk tussen het moment van het heden en de komende maatschappij, en hij maakt er vooral geen exceptionele en kortstondige gebeurtenis van. De verandering verloopt niet via een externe gebeurtenis, het ligt vervat in de dingen zelf en in diens ontwikkeling.
Volgens Landauer hangt de komst van de socialistische samenleving ook niet af van een simpele politieke revolutie: dat laatste kan nuttig zijn om bij te dragen tot de val van een vermolmd systeem, maar op zichzelf is het niet in staat nieuwe realiteiten te construeren. De ‘politieke’ revolutie, die gelimiteerd is in de tijd, is slechts effectief indien ze berust op een ‘sociale’ en culturele revolutie, geconstrueerd op lange termijn en niet via een of andere miraculeuze gebeurtenis. Landauer spreekt dan ook liever van ‘regeneratie’.
Hij onderscheidt twee opeenvolgende momenten in de ontwikkeling van het begrip anarchisme: in een eerste periode verwees het begrip naar de negatie van de autoriteit, waarna het plaats ruimde voor een beter gebruik in positieve zin. De eerste anarchisten zetten zich af tegen de staat en de Kerk en dachten enkel in termen van vernietiging. Landauer verbindt dit negatief begrip aan Max Stirner en aan Michael Bakoenin, die bekend staat voor de slogan: ‘De hartstocht der vernietiging is tegelijk een scheppende hartstocht’. Bakoenin blijft in de ogen van Landauer een vertegenwoordiger van deze negatieve variant van het anarchisme.
Indien er van vernietiging sprake zou zijn, dan zou ze enkel mogen plaatsvinden vanuit een opbouwende geest, en zelfs in die vorm zou Landauer per slot van rekening weinig betrokken zijn bij de omverwerping van de oude orde. Hij is veel meer bekommerd om de opbouw van het nieuwe. Zijn anarchisme beoogt een breuk door te voeren, niet door eenvoudigweg oppositie te voeren, maar door de creatie van nieuwe realiteiten: ‘Aedificabo! Ik wil opbouwen! Dat is de leuze van de socialisten.’
Hervorming of revolutie?
Tegenover degenen die een gewelddadige opstand nodig achtten, met het argument dat geweld de barensweeën van elke nieuwe maatschappij zou betekenen, stelde Landauer: ‘Positieve arbeid is noodzakelijk voor de voorbereiding van de socialistische maatschappij; en als de zo geliefde vraag “hervorming of revolutie?” wordt opgeworpen, dan antwoord ik dat deze vraag verkeerd gesteld is; ze zou moeten luiden: hervorming of frase? En dan spreken we ons toch wel uit voor hervorming; dat wil zeggen niet voor staatshervormingen, maar voor het opbouwen van grote, vrije arbeidersorganisaties via de weg van krachtige en onverbiddelijke zelfhulp. Laten we hopen dat latere geschiedsschrijvers, na de overwinning van de soocialistische zaak, dan terecht zullen kunnen zeggen: Deze zelfhulp – dat was de eigenlijke revolutie.’
Rekening houdend met de institutionele connotatie dat het begrip ‘hervorming’ gewoonlijk oproept, dient men eraan te herinneren dat het met de hervorming die Landauer voorstond niet om een staatshervorming ging. Wat hij voorstelt is een transformatie van de organisatiewijze van de maatschappij door de eigen behoeften ter hand te nemen en door de vorming van aan deze behoeften aangepaste structuren, niet door onderhandelingen voor de verbetering van de leef- en arbeidsomstandigheden in de schoot van het kapitalistisch systeem.
Zijn oplossing is zowel revolutionair als reformistisch. Dat wil twee dingen zeggen: omdat ze niet etatistisch is, loopt deze oplossing niet via de verovering van de macht – noch via het stembiljet noch via een politieke revolutie – en evenmin via diens omverwerping. Indien er van revolutie sprake is, dan dient zich dat af te spelen op een ander dan het politiek niveau: dat is een sociale revolutie, die Landauer plaatst tegenover de politieke revolutie. Op dezelfde wijze is volgens Landauer de hervorming geen staatshervorming, ze impliceert een langzame transformatie van de maatschappelijke structuren.
Het is noodzakelijk om zich actief te engageren opdat er zich een verandering zou voordoen – daarin is men revolutionair –, maar het is eveneens noodzakelijk de verandering in de bestaande maatschappij voor te bereiden. Het project van Landauer bestond erin de vereisten van de hervorming te combineren met die van de revolutie, hij was van mening dat veeleer de voorwaarden voor het socialisme moesten ontwikkeld worden dan een revolutionaire opstand op te wekken. Dat was de verantwoordelijkheid van diegenen die in zichzelf de oproep tot vrijheid gewaar werden, van diegenen bij wie de geest nog levendig is.
De breuk die Landauer wilde doorvoeren was geen directe en gewelddadige confrontatie, ze bestond er simpelweg in de kiemen van het socialisme in de schoot van de bestaande orde te zaaien en tot ontwikkeling te brengen.
Commons
Wat betekent dat in de huidige tijd? Daarvoor wil ik graag verwijzen naar het boek van Ludo Abicht: ‘Anarchisme. Van Bakoenin tot de commons’ (Ertsberg, 2021) [voor een bespreking van dit boek, zie hier; thh.]. Daarin stelt de auteur dat de huidige commonsbeweging als de erfgenaam van het historisch anarchisme moet beschouwd worden. Commons zijn levende sociale structuren waarin mensen hun gemeenschappelijke problemen op een door hen zelf georganiseerde manier aanpakken.
Een sprekend voorbeeld is de beweging van de ZADs (Zone à Défendre), die sinds 2011 zowat overal in Frankrijk ontstaan is en nu al meer dan tachtig collectieven telt. Het zijn vrije en vrijwillige associaties van gelijkgezinde en gelijkwaardige burgers. De ZAD in Notre-Dame-des-Landes ligt in het westen van Frankrijk. De activisten wilden het land beschermen tegen een geplande luchthaven. Alhoewel de bezetters de strijd tegen die luchthaven gewonnen hebben – het plan werd in 2018 onder druk van de betogers en de publieke opinie door de regering ingetrokken – betekende de strijd veel meer dan een lokaal verzet tegen het verlies van een stuk natuur. De activisten verzetten zich ook tegen de maatschappijvorm die door deze nieuwe luchthaven werd gesymboliseerd.
De commonsbeweging is divers en vitaal. In de commons is alle software gratis en open. De technologie, de bronnen en codes worden gratis aan iedereen doorgegeven. Er bestaan agrarische commons. Zo werden er in landen als Mexico en India – en het zijn niet de enige voorbeelden – commons van verzet tegen de sluipende verovering van hun land opgericht. Er zijn ook stedeljke commons. Zo nam in juni 2006 een verenigd links front in de Mexicaanse stad Oaxaca tijdelijk de macht over en begon aan de oprichting van een radicaal alternatieve samenleving. In grote steden van het Westen vinden er experimenten met ‘urban gardening’ plaats. De neoliberale afbraak van de monopolies biedt een gedroomde kans om de productie en distributie van energie als gemeenschapsgoed in eigen handen te nemen. In Nederland zijn er Buurtzorg-commons die volledig in handen van de verzorgers zijn. In 2018 waren dat er 10.000 die in 870 buurten instonden voor de verzorging van 110.000 mensen. Dit zijn maar enkele willekeurige voorbeelden. Wellicht kan de lezer(es) ze met voorbeelden uit zijn of haar omgeving aanvullen.
Weitermachen ofwel doorgaan
Tegenover het communisme met zijn revolutieverwachting en de sociaaldemocratie met zijn reformisme staan anarchisten die in het spoor van Landauer in de schoot van de bestaande maatschappij alternatieven uitbouwen, om zo het kapitalisme te overstijgen. Zoals Landauer zei: ‘Wij wachten niet op de revolutie opdat het socialisme kan beginnen, maar we beginnen het socialisme te verwezenlijken, opdat daardoor de grote ommekeer kan komen.’
Indien we Gustav Landauer menen te begrijpen, dan is in een tijd van om zich heen grijpende verrechtsing (en het is weer Ludo Abicht die er ons in een recent artikel (**) aan komt herinneren) maar één houding mogelijk: zoals op de grafsteen van Herbert Marcuse gebeiteld staat: Weitermachen.
Johny Lenaerts
(*) Ik heb me in dit artikel in verregaande mate laten inspireren door Anatole Lucet, ‘Communauté et révolution chez Gustav Landauer’, Paris: Klincksieck, 2023 [zie voor een bespreking van dit boek, hier; thh.].
(**) In: ‘De Uil van Minerva’, Volume 37, Nummer 1, 2024.
Bij Kelderuitgeverij verschenen twee boeken van Gustav Landauer: ‘Revolutie’ en ‘Oproep tot socialisme’ (www.kelderuitgeverij.nl).
– Eerder verschenen bij Libertaire Orde