Sinterklaasavond 2009. Mijn moeder is net in het ziekenhuis opgenomen, wij doen iets huishoudelijks in haar afwezigheid – we wisten nog niet van hoe korte duur haar terugkeer zou zijn – en gaan naar onze vaste stek in Amsterdam-Oost. Voor het eerst sinds vele jaren (en voor het laatst tot nu toe, en dat zou best wel eens echt voor het laatst kunnen zijn, ik zie mij dit niet meer doen) drink ik in noodtempo zes zware bieren. Ze hebben geen merkbaar effect. Het verval van mijn ouderlijk huis, mijn moeder, de buurt, het moet weggespoeld maar het lukt niet.
Ik weet zeker dat ik later hier op Krapuul een klacht over de verstudenting van Amsterdam-Oost heb geschreven waar het café is waar wij regelmatig kwamen doordat mijn Zeer Belangrijke Ander er vlakbij werkte. Hoe wij ons weggesard voelden en geen keuze meer hadden, en die tenslotte toch weer vonden in een gelegenheid in een oude school, bij de spoordijk waarvan ik de treinen zo lang heb horen rijden, wonende aan de andere kant. Wat er ook misgegaan is met de spoorwegen sindsdien, rijden hoor je ze niet meer (of was het vooral de TEE, later ICE geheten en nu geloof ik helemaal verdwenen, die je hoorde?) Mijn litanie over die ongelooflijke verstudentering is vooralsnog onvindbaar. Het stelt mij in de gelegenheid nogmaals mijn beklag te doen, maar het is vechten tegen de bierkaai, of om preciezer te zijn, tegen de biertuin.
Het was voor mij een vreemde gewaarwording, ik heb het gebouw nog als school gekend. Niet als school waar ik zelf heenging, maar in het voorbijgaan. Bijna alle oude schoolgebouwen zijn verdwenen of van functie veranderd. Ik kwam er voor het eerst op uitnodiging van een oude kameraad die een soort reünie wilde houden van de boekwinkel die wij gezamenlijk gedreven hadden en die nog steeds bestaat, dankuwel. Sindsdien ben ik er met regelmaat gekomen, uitgaan in mijn oude buurt aan de andere kant van het spoor vind ik nog steeds een obsceen idee maar aan deze tent was ik inmiddels gewend. Het bezoek is een aardige afspiegeling van wie in de omgeving woont of werkt. Ja, daar horen ook de hoogopgeleiden bij inmiddels en wie ben ik om er over te klagen, ik hoor zelf bij die categorie. Maar ook groepjes mensen die tot andere buurtimmigranten behoren vinden er hun plaats. Levantijnen spelen een razendsnel uitgevoerd bordspel, de Ethiopiërs die zich al net zo weggeplaagd moeten voelen als wij door de intocht der Geslaagden in de tapperij die wij van oudsher frequenteerden. Ik noem maar geen namen.
Op 23 december houdt onze laatste pleisterplaats in Amsterdam-Oost er mee op. “Investeerders” gaan er iets nieuws van maken. Dat wordt volop kip aan het spit en hamburgers. En “biertjes”. Studentenbier. Leven in de brouwerij. “Drie wijzen uit het oosten” die Amsterdam-Oost op de horecakaart zetten en intussen zo’n beetje monopolist zijn.
Wij durven een Levantijnse mijnheer te vragen waar hij na de sluiting ter fine van neo-corpsballigheid terecht denkt te kunnen. “We zullen wel zien, we hebben nog een maand.”
U houdt een verder vlammend betoog nog te goed.