Dat is de stelling van Kate Aronoff in een opiniestuk in The Guardian.
De afschuwelijke beelden die de laatste dagen uit North Dakota komen, waar de strijd om de aanleg van de Dakota Acces pijpleiding een kookpunt aan het bereiken is, en waar op zondagavond traangas en ‘rubber kogels’ gebruikt werden om honderden ongewapende ‘water protectors’ aan te vallen, zijn slechts een voorproefje van wat mensen die onder Trump durven te protesteren kunnen verwachten.
Ook het gebruik van waterkanonnen bij temperaturen die ruim onder het vriespunt lagen -pure marteling, en levensgvaarlijk- zal in de toekomst ongetwijfeld eerder van stal gehaald worden. Bij de confrontatie op zondag raakten meer dan 160 mensen gewond, waarvan velen naar het ziekenhuis moesten worden vervoerd. Een jonge vrouw die van dichtbij met een ‘minder dodelijk’ projectiel werd beschoten zou haar arm kunnen kwijtraken.
In het verleden -en dan zeker in de roerige jaren ’60, ten tijde van de Civil Rights beweging- trad de politie met grote regelmaat met grof geweld tegen vreedzame demonstranten op. Ook in de strijd die de American Indian Movement voerde was de reactie vanuit de overheid vrijwel altijd gewelddadig en buitenproportioneel.
Maar nu, met Trump op het punt om het Witte Huis te betreden, lijkt het alsof deze tijden weer zouden kunnen herleven. Met zijn racistische, corporatistische en potentieel gewelddadige politieke strategie (Met Stephen Bannon en Jeff Sessions als hard-line authoritaire racisten op sleutelposities geen ondenkbare zaak,) en zijn volslagen gebrek aan respect voor het milieu en de rechten van iedereen die niet wit is zouden situaties als deze heel snel het nieuwe normaal kunnen worden.
Alleen al in de aanloop naar de verkiezingen nam politiek en raciaal gemotiveerd geweld in de VS schrikbarend toe, en met een president die tot voor kort weigerde om zelfs maar een klein beetje afstand te nemen van groepen als de KKK en andere gewelddadige witte supremacisten hoeven we niet te verwachten dat het hierbij blijft: zelfs nu is al duidelijk dat het Amerika onder Trump een plek is waar minderheden moeten vrezen voor hun leven.
Daar komt dan nog bij dat er een lang en groeiend verzet is tegen de ontginning en het gebruik van fossiele brandstoffen, en de nieuwe president juist daarop wil inzetten. Voor deze ontginning zijn vaak omvangrijke infrastructurele projecten noodzakelijk, waar uiteraard tegen geprotesteerd zal gaan worden.
Trump heeft persoonlijke zakelijke belangen bij een onderdrukking van deze protesten, aangezien hij diepe banden heeft met bedrijven als Energy Transfer Partners en Phillips 66. Het is dan ook waarschijnlijk dat bestuurders van bedrijven die in fossiele brandstoffen doen hoge posities in het ministerie van Energie zullen bekleden.
Hoewel Trump campagne voerde op een populistisch platform is nu al duidelijk dat degenen die zullen profiteren van zijn presidentschap de allerrijkste elites zullen zijn, de 1% van de 1%. En als zijn verleden een indicatie is zal hij hun belangen met geweld verdedigen. Al tijdens zijn campagnerallies verzuchtte hij soms dat het jammer was dat het niet “die goeie ouwe tijd” was, waarin demonstranten niet kwamen opdagen omdat ze toen nog “kei- en keihard werden aangepakt.”
Vanaf januari zullen we zien wat een fascist in het witte huis, met medestanders die bijvoorbeeld Black Lives Matter een “binnenlandse vijand” genoemd hebben, zal doen met de National Guard, reeds aanwezig in North Dakota en op andere plekken eenvoudig inzetbaar.
Als we willen weten wat Trump’s strategie voor de komende vier jaar wordt als het aankomt op de omgang met protestbewegingen kunnen we maar beter heel scherp in de gaten houden wat er in Standing Rock gebeurt: het zou ons het inzicht kunnen bieden dat nodig is om solidariteit te bieden aan hen die op de frontlinies tegen Trump kunnen en durven staan.