In Soedan breken al jarenlang met regelmaat van de klok opstanden uit. Tot nog toe werden die telkens weer onderdrukt, maar deze keer lijkt het menens. Het volk is het beu hongerig toe te kijken terwijl president Omar al-Bashir en zijn politieke elite zich verrijken en het land schaamteloos in de etalage zetten.
Al sinds eind december weerklinken in de straten van Soedan strijdkreten die herinneren aan de Arabische Lente. Ze worden gescandeerd door een mensenmassa die met de dag aangroeit. ‘Weg met het regime! Weg met al-Bashir!’ De slogans laten er geen twijfel over bestaan: Omar al-Bashir, de president die al bijna dertig jaar aan de macht is, moet weg.
De 75-jarige al-Bashir is echter niet meteen van plan de demonstranten vrij spel te geven. Nu zijn regering bijna klaar is met een omstreden aanpassing aan de grondwet, hoopt hij volgend jaar een gooi naar een derde ambtstermijn te doen. Een paar jaar geleden verklaarde al-Bashir nog triomfantelijk dat ‘wie aan het wachten is op een Arabische Lente, nog wel een tijdje kan wachten’.
#SudanRevolts
Toen de eerste demonstranten de straat op trokken, reageerden de veiligheidstroepen van de regering bijna ogenblikkelijk met munitie en traangas. Officieel vielen er intussen 30 doden, maar volgens Amnesty International bedraagt dat cijfer in werkelijkheid bijna het dubbele. Meer dan duizend mensen werden gearresteerd; de meesten op straat, sommigen in de eigen woonkamer.
Op sociale media werden spontaan foto’s en video’s gedeeld die het geweld ongecensureerd in beeld brengen. Op WhatsApp, Twitter en Facebook verschenen gruwelijke filmpjes van veiligheidstroepen die ziekenhuizen binnendringen en het vuur openen op dokters en patiënten. Het geeft aan hoe krachtig sociale media kunnen zijn; ze faciliteren de verspreiding van informatie via kanalen die niet in handen zijn van de overheid. Het was dan ook geen verrassing, toen een aantal populaire internetdiensten plots niet meer bleek te werken.
Er volgde een heksenjacht op bloggers, binnenlandse en buitenlandse verslaggevers. Mohammed Salih, een gerenommeerd Soedanees journalist, werd door de autoriteiten gearresteerd, omdat hij ervan wordt verdacht misleidende berichten over de opstand te verspreiden. Een aantal journalisten van Al-Midan, de krant van de Sudanese Communist Party (SCP), werd opgepakt terwijl ze op het partijhoofdkwartier aan het werk waren. Onder hen Iman Osman, de hoofdredacteur van de krant, en enkele vooraanstaande medewerkers. Van correspondenten van Al Jazeera (Qatar), Al Arabiyya (Saudi-Arabië) en Anadolu News Agency (Turkije) werd de werkvergunning ingetrokken. Edities van Al Midan, al-Tayar, al-Jareeda en al-Ba’th werden in beslag genomen.
Het absolute dieptepunt vormde de arrestatie van de bekende Soedanese blogger Yassir Elsir Ali. Op 25 december 2018 werd hij door een sluipschutter neergeschoten. Ali overleefde de aanval, maar moest voor medische zorgen worden overgebracht naar de Verenigde Arabische Emiraten. Op de dag van zijn vertrek werd hij in zijn huis gearresteerd door de National Intelligence and Security Service (NISS), de geheime dienst van al-Bashir. Volgens Amnesty International werd er sindsdien van Ali niets meer vernomen.
Economische recessie
De recente protesten werden aangewakkerd door een prijsverhoging van brood. Die kwam er nadat de regering op vraag van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) fors had gesnoeid in de invoersubsidies op tarwe. De bezuinigingsmaatregel was een wanhoopspoging om de begroting die al jaren in het rood stond, weer in evenwicht te krijgen. En het was vooral de bevolking die hiervoor de prijs betaalde: een brood dat in 2017 nog 1 Soedanese pond (SDG) kostte, ging eind vorig jaar voor 3 SDG over de toonbank.
De economische crisis was een van de gevolgen van het onafhankelijkheidsreferendum van 2011. Het christelijke Zuid-Soedan werkte zich officieel los van het islamitische noorden en nam ongeveer 75 procent van de oliereserves mee. Soedan hoopte nog wel een graantje mee te pikken van de olie-export van het zuiden, maar zag die hoop al snel verdampen toen bleek dat vanwege de burgeroorlog er nog nauwelijks olie werd geëxporteerd. Toen Zuid-Soedan niet veel later met Ethiopië, Kenia en Djibouti een aantal handelsovereenkomsten ondertekende, moest Soedan op zoek gaan naar andere oplossingen om de staatskas te spijzen.
Om zijn vastgelopen economie opnieuw in evenwicht te krijgen, heeft Soedan geprobeerd om lucratieve overeenkomsten af te sluiten met verschillende landen van de Arabische Liga en het onvermijdelijke China. Zo stuurde het in ruil voor tonnen geld uit Saudi-Arabië, meer dan tienduizend Janjaweed-strijdkrachten naar Jemen, om er te vechten tegen Houthi-rebellen. Daarmee nam Soedan openlijk afstand van zijn voormalige bondgenoot Iran, een diplomatische ommezwaai die vooral door de Verenigde Staten met veel applaus werd ontvangen. In oktober 2017, na ruim twintig jaar, besloten ze de handelssancties tegen Soedan te versoepelen, ook omdat het land zijn medewerking verleende aan de internationale strijd tegen het terrorisme.
De versoepeling bood heel wat mogelijkheden, maar die werden door de overheid niet benut. Het geld dat binnenkwam verdween vooral in de portefeuilles van vertrouwelingen van de president en diens National Congress Party. Jaren van corruptie en cliëntelisme, ongecontroleerde overheidsuitgaven en aanhoudende regionale conflicten, hebben de economie intussen volledig uitgehold. Het afgelopen jaar kende het Soedanese pond een duizelingwekkende devaluatie van maar liefst -69 procent, het hoogste cijfer in 20 jaar.
Een Soedanese lente?
De voorbije jaren heeft Soedan een aantal opstanden gekend die in de kern niet zoveel van elkaar verschillen. Telkens gaat het om economische beslissingen waarbij er geen rekening wordt gehouden met de impact die ze kunnen hebben op het welzijn van de bevolking. De levensstandaard in Soedan is bedroevend laag en heel wat burgers achten al-Bashir en zijn National Congress Party hiervoor verantwoordelijk. De huidige protestacties vallen dan ook niet uit de lucht. De onvrede leeft al jaren onder het volk en zal in de toekomst alleen nog maar toenemen.
Of al-Bashir zal kunnen standhouden, hangt af van een aantal factoren. Internationale bondgenoten hebben de president de voorbije jaren in bescherming genomen, maar hier en daar begint zijn opportunistische buitenlandpolitiek ook de eerste barsten te vertonen.
Kort na de uitbraak van de protesten, kreeg hij steunbetuigingen van de emir van Qatar. Sinds de diplomatieke en economische boycot van juni 2017, waarin Saudi-Arabië het voortouw nam, trekt Qatar alle registers open om de banden met hun oude handelspartners te versterken. Het rijke Golfstaatje is een van de belangrijkste investeerders in Soedan, met belangen in de landbouw en de mijnindustrie. Twee weken geleden ging al-Bashir op staatsbezoek in Doha, in de hoop bijkomende financiële deals uit de brand te slepen. Het bezoek werd meteen veroordeeld door Saudi-Arabië, dat ertoe besloot de geldkraan dicht te houden, zolang Soedan de bilaterale relaties met Qatar niet afbouwt.
Intussen heeft ook de Egyptische president Abdel-Fatah Al-Sisi zijn steun uitgesproken voor al-Bashir, al klonk hij in zijn toespraak eerder terughoudend. De laatste jaren is de relatie tussen Soedan en Egypte immers flink bekoeld, na aanhoudende twisten over de gezamenlijke grens bij Hala’ib en een conflict over de bouw van een omstreden dam in Ethiopië. Toen al-Bashir twee jaar geleden Turkije het hof maakte met een militaire deal over Suakin, een vervallen havenstadje nabij Port Soedan, liepen de gemoederen helemaal hoog op. Egypte maakt zich al langer zorgen over de toenemende invloed van Turkije in het Rode Zeegebied, nadat het eerder al een militaire basis had geopend in Somalië.
Hoewel al-Bashir dus wel degelijk op internationale bijval kan rekenen, blijft het toch vooral de vraag hoe onvoorwaardelijk de steun zal zijn als de president écht met de rug tegen de muur komt te staan. Veel meer dan een handvol vage beloftes en afspraken heeft hij bij zijn bondgenoten immers niet weten los te peuteren. Dat blijkt uit recente ontmoetingen met al-Sisi, wiens land zelf op de rand van faillissement balanceert, en de emir van Qatar, aan wiens beloften geen financiële, laat staan militaire garanties konden worden verbonden. Alle hoop is nu gevestigd op Saudi-Arabië, maar zolang al-Bashir geen duidelijk standpunt inneemt in de huidige Golfcrisis, mag hij weinig (financiële) hulp verwachten.
Daarnaast begint de macht van de president ook binnen de eigen rangen af te brokkelen. Twee weken geleden sloot Al Shafi Ahmed Mohamed zich aan bij de oppositiegroepen. De voormalige partijsecretaris van de presidentiële National Congress Party volgde hiermee Ghazi Salahuddin Atabani, eveneens een gewezen intimus van de president en nu kopman van de Sudanese Reform Now Movement. Eerder deze maand eisten 22 politieke verenigingen, waaronder de Sudanese Congress Party (waarvan voorzitter Omar el-Digeir intussen werd gearresteerd) en de National Umma Party, de vorming van een overgangsregering. Daarbij voegen ze zich bij de pas opgerichte Sudanese Professional Association, een overkoepelende organisatie van leerkrachten, academici en vrije beroepers die het voortouw neemt in de opstand.
Het maatschappelijke draagvlak van de protesten is ongezien. De volharding evenmin. De wil voor verandering is bij het meerendeel van de bevolking duidelijk aanwezig. Of de oppositie erin zal slagen om het regime te breken is voorlopig nog koffiedik kijken. Al-Bashir zal ongetwijfeld alles in het werk stellen om zijn positie te behouden. De inzet is dan ook bijzonder groot: de president, die in 1989 via een staatsgreep aan de macht kwam, hangt nog altijd een arrestatiebevel boven het hoofd op verdenking van misdaden tegen de menselijkheid in Darfur.
Ondertussen blijven zijn veiligheidstroepen met scherp schieten op burgers die op niets anders hopen dan een betere toekomst. Of ze zich ooit zullen moeten verantwoorden voor het bloedbad dat ze aanrichten, zal de toekomst uitwijzen.
– door Tom Claes, oorspronkelijk voor De Wereld Morgen