Toen ik er pas kwam wonen was ik de enige man op de trap, ik meende per vergissing in een pand speciaal voor dames geplaatst te zijn. Er hing een briefje van mijn voorgangster die al haar vriendinnen in het huis bedankte.
Nancy hielp mij van het misverstand af. O wat was zij blij dat mijn voorgangster weg was. “Vies! Wat was die vies! O zo vies!” Wist ik veel wat er zou komen…
Nancy bleek met alle genoemde vriendinnen van het briefje dat ik op de trapleuning had zien hangen binnen het eerste jaar dat ik er woonde slaande ruzie te krijgen, ook met mijn voorgangster, die in de buurt geherhuisvest was. Kan gebeuren. Het hoog oplopende conflict ging er om dat zij absoluut op tijdstippen van haar keuze piano moest kunnen spelen en daarbij zingen (zo noemde zij het zelf ongetwijfeld), wat inderdaad vele blokken ver te horen was en bepaald niet aangenaam klonk. Je zult er maar onder zitten.
Het bewonersreglement van de toenmalige woonstichting verbood trouwens het bezit van piano’s. Dat zou aanvechtbaar kunnen heten maar het maakte de positie van Nancy niet sterk. Maar zij hield vol. Niet pianospelen zou haar depressief maken, daar kreeg zij uitslag van aan haar poez’le handjes (ze liet de blaasjes ter illustratie zien). En dat was hun schuld!
Toen kwam de periode waarin ik werkte en mijn lief, nog niet geheel afgestudeerd, overdag alleen thuis was. We woonden samen door omstandigheden, zoals dat kan gaan, haar vroegere vriend woonde nog even in onderhuur op haar woning nadat zij een jaar in het buitenland had gestudeerd.
Nancy stapte regelmatig binnen zonder kloppen voor de thee. Nancy legde mijn lief een verhaal voor dat zij had geschreven voor een gerenommeerd avondblad. Of zij er even naar wilde kijken. Beleefd zei lief dat zij het goed vond. Het werd geplaatst, “schrijft u nog eens wat” en vervolgens konden wij horen stampvoeten dat Nancy niet hetzelfde kreeg uitbetaald als de gerenommeerde schrijvers die ook op die pagina in het avondblad stonden (want dat waren haar kruiwagens, zij woonden in de buurt). Het kwam er op neer dat de hele wereld een complot was van verachtelijke MANNEN. Dit laatste woord werd er steeds hatend uitgespuwd. MANNEN deugden niet en ze gingen alleen maar voor HUN plezier op je liggen. Enzovoort.
Dapper zei mijn lief: “Mijn man deugt wel.”
Er kwam niet een ontkenning, of een “bof jij even, gelukkig maar”. Er kwam de vraag: “O, mag ik hem lenen?”
Dat was de toenadering die ik na toch al wat jaren kon vernemen, indirect (ik heb deze gesprekken niet zelf gehoord). Nancy had ten antwoord gekregen dat zij dat zelf maar met mij moest regelen. Vermoedelijk wist zij het antwoord dat zij zou krijgen al, want zonder dat er iets gevraagd werd was plotseling mijn lief niet meer een vraagbaak voor columns bij wie je binnenliep voor thee. Zij was illegaal inwonende, dat was tegen het bewonersreglement en Nancy ging er werk van maken.
Toen kreeg zij nog nul op het rekest. Dit speelde dan ook nog in andere tijden, waarin woningcorporaties zich niet per se in het privéleven van huurders wilden mengen. Sterker nog, de woningcorporatie gaf mij een nieuw slot, Nancy weigerde mij namelijk de sleutel terug te geven die ik haar had gegeven omdat zij bij de brandtrap moest kunnen als er brand was (ik had haar wel eens aan de lijn gekregen als ik mijzelf bij vergissing belde, zo bang was zij voor brand en zozeer respecteerde zij de privésfeer van de buren…)
Hoe Nancy van het loeren op haar buren haar beroep maakte in de volgende en laatste aflevering van deze bloedstollende serie.