Wanneer een persoon iemand anders lichamelijk letsel toebrengt, en wel zodanig letsel dat het slachtoffer daaraan sterft, noemen wij dit doodslag; als de dader vooruit wist dat het letsel dodelijk zou zijn, noemen wij zijn daad een moord. Wanneer echter de maatschappij[1] honderden proletariërs in een zodanige toestand brengt dat zij noodzakelijk een voortijdige, onnatuurlijke dood moeten sterven, een dood die even gewelddadig is als de dood door het zwaard of de kogel; wanneer zij duizenden de nodige levensvoorwaarden ontneemt en ze in omstandigheden plaatst waaronder ze niet kunnen leven; wanneer zij hen door de sterke arm van de wet dwingt om in deze omstandigheden te blijven tot de dood intreedt die het gevolg van deze omstandigheden moet zijn wanneer zij weet, maar ál te goed weet dat deze duizenden aan zulke omstandigheden ten offer moeten vallen en deze omstandigheden toch laat voortbestaan — dan is dat evengoed moord als de daad van de enkeling, maar een verborgen, arglistige moord, een moord waartegen niemand zich verweren kan en die geen moord schijnt te zijn omdat men de moordenaar niet ziet, omdat ieder en tegelijkertijd weer niemand de moordenaar is, omdat de dood van het slachtoffer er als een natuurlijke dood uitziet en omdat het minder een handelingsdelict dan een nalatigheidsdelict is. Maar het blijft moord. Ik zal nu moeten bewijzen dat de maatschappij in Engeland deze door de Engelse arbeiderskranten met het volste recht als zodanig aangeduide sociale moord dagelijks, ja elk uur pleegt; dat zij de arbeiders in een toestand gebracht heeft waarin zij niet gezond kunnen blijven en niet lang leven kunnen; dat zij zo het leven van deze arbeiders stukje bij beetje, stapje voor stapje ondermijnt en hen voortijdig in het graf brengt. Ik zal verder moeten bewijzen, dat de maatschappij weet hoe schadelijk zo’n toestand voor gezondheid en leven van de arbeiders is en dat zij desondanks niets doet om deze toestand te verbeteren. Dat zij weet wat de gevolgen van haar instellingen zijn, dat haar handelwijze dus niet alleen doodslag maar moord is, zal ik reeds bewezen hebben wanneer ik officiële documenten, parlements- en regeringsrapporten als gezaghebbend bewijs voor het feit van de doodslag zal kunnen overleggen.
Dat een klasse die in de hierboven geschilderde verhoudingen leeft en die zo slecht met de allernoodzakelijkste levensbehoeften verzorgd is, niet gezond kan zijn en geen hoge leeftijd kan bereiken, spreekt zonder meer vanzelf. Laten wij intussen de omstandigheden nogmaals elk afzonderlijk nagaan speciaal met betrekking tot de gezondheidstoestand van de arbeiders. Reeds de opeenhoping van de bevolking in grote steden oefent ongunstige invloed uit; nooit kan de atmosfeer van Londen zo rein, zo zuurstofrijk zijn als die van een landelijke streek. Twee en een half miljoen longen en tweehonderdvijftigduizend stookplaatsen, samengepakt op drie tot vier vierkante geografische mijl, verbruiken een enorme massa zuurstof die slechts met moeite vervangen wordt omdat de bouwwijze van steden op zichzelf al de ventilatie moeilijk maakt. Het door ademen en verbranding gevormde koolzuurgas blijft door zijn soortelijke zwaarte in de straten hangen en de belangrijkste windstroom strijkt over de daken van de huizen heen. De longen van de bewoners krijgen niet de volledige hoeveelheid zuurstof en het gevolg daarvan is lichamelijke en geestelijke verzwakking en verminderde levenskracht. Om deze reden zijn de bewoners van grote steden weliswaar minder vatbaar voor acute ziekten en vooral voor ontstekingen dan plattelanders die in een vrije, normale atmosfeer leven, maar lijden zij des te meer aan chronische kwalen.
En als dus het leven in de grote steden op zichzelf reeds niet bevorderlijk is voor de gezondheid, hoe groot moet deze nadelige invloed van een abnormale atmosfeer dan wel in de arbeiderswijken zijn, waar, zoals we zagen, alles verenigd is wat de lucht slechter kan maken. Op het land mag het dan niet zo schadelijk zijn om vlak naast het huis een mestput te hebben, omdat de lucht hier van alle kanten vrij toegang heeft, maar midden in een grote stad tussen volgebouwde, van iedere luchtcirculatie afgesneden steegjes en binnenplaatsen is dit heel iets anders. Alle rottende dierlijke en plantaardige stoffen ontwikkelen gassen die voor de gezondheid beslist schadelijk zijn, en wanneer deze gassen niet ongehinderd weg kunnen trekken, zullen zij de atmosfeer verpesten. Het vuilnis en de stilstaande plassen in de arbeiderswijken van de grote steden hebben dus de ergste gevolgen voor de volksgezondheid want juist zij ontwikkelen de ziekteverwekkende gassen; hetzelfde geldt voor de uitwatering van de verontreinigde rivieren. Maar dit is nog lang niet alles. Het is werkelijk ontstellend hoe de grote massa van de armen behandeld wordt door de huidige maatschappij. Men haalt hen naar de grote steden waar zij slechtere lucht inademen dan in hun landelijke woonplaats. Men wijst hun woonwijken toe, die door hun bouwwijze slechter geventileerd zijn dan alle andere. Men onthoudt hen alle middelen tot zindelijkheid, men onthoudt hen water omdat er alleen tegen betaling waterleiding wordt aangelegd en men de rivieren dermate verontreinigt dat zij niet meer voor zindelijkheidsdoeleinden deugen. Men dwingt hen alle afval en vuilnis, al het vuile water, ja vaak de meest weerzinwekkende drek en fecaliën op straat te gooien door hun alle middelen te ontnemen om zich er op andere wijze van te ontdoen; men dwingt hen daardoor hun eigen buurten te verpesten. Maar ook dit is nog niet genoeg.
Alle mogelijke euvelen worden op de hoofden van de armen gestapeld. Al zijn de steden ook zó al te dicht bevolkt, zij worden pas werkelijk op een kleine ruimte opeengepakt. Er nog niet mee tevreden de atmosfeer op straat bedorven te hebben, sluit men hen bij dozijnen in één enkel vertrek op zodat de lucht die zij ’s nachts inademen, volkomen om van te stikken is. Men geeft hun vochtige woningen, kelderholen die van onderen of dakkamertjes die van boven niet waterdicht zijn. Men bouwt hun huizen zó dat de bedompte lucht niet weg kan. Men geeft hun slechte, voddige of snel in lompen veranderende kleding en slechte, vervalste en moeilijk verteerbare voedingsmiddelen. Men stelt hen bloot aan de meest opwindende stemmingswisselingen, aan de heftigste slingeringen tussen angst en hoop: men jaagt hen op als wild en laat hen niet tot rust en rustig levensgenot komen. Men ontneemt hen elk genot behalve het geslachtsverkeer en de drank, maar wel beult men hen dagelijks af tot aan de volkomen uitputting van al hun geestelijke en lichamelijke krachten en prikkelt hen zodoende voortdurend tot de onzinnigste buitensporigheid in de twee enige genietingen die hun zijn gelaten. En als dit alles niet helpt, als zij dit alles doorstaan, dan vallen zij ten prooi aan de werkloosheid van een crisis, waarin hen ook het weinige wat men hen tot nog toe gelaten had, ontnomen wordt.
[1] Wanneer ik in bovenstaande zin en elders spreek over de maatschappij als over een verantwoordelijk geheel dat zijn rechten en plichten heeft, dan is het duidelijk dat ik daarmee de macht van de maatschappij bedoel, de klasse dus die tegenwoordig de politieke en sociale heerschappij in handen heeft en die daarmee tegelijk ook de verantwoording draagt voor de toestand van hen die zij in de heerschappij geen deel laat hebben. Deze heersende klasse is in Engeland, evenals in alle andere beschaafde landen, de bourgeoisie. Dat echter de maatschappij en meer in het bijzonder de bourgeoisie de plicht heeft om althans het leven te beschermen van ieder lid van de gemeenschap en bv. te zorgen dat niemand verhongert, deze stelling behoef ik mijn Duitse lezers niet eerst te bewijzen. Schreef ik voor de Engelse bourgeoisie, dan stond de zaak natuurlijk anders. — (1887.) En zo is het nu ook in Duitsland. Onze Duitse kapitalisten hebben het Engelse niveau, althans in dit opzicht, in het gezegende jaar 1886 volkomen bereikt. — (1892.) Hoe is dit alles sinds 50 jaar veranderd! Tegenwoordig zijn er Engelse bourgeois, die verplichtingen van de maatschappij tegenover haar afzonderlijke leden erkennen; maar Duitse?!?
– Uit: De toestand van de arbeidersklasse in Engeland, zoals verschenen bij marxists.org
Voor de metropolen kan men het lezen met betrekking tot de af te schrijven bevolking dezer dagen, en verder is dit een beschrijving van de arbeiderssteden (bidonvilles, favelas enz.) in Amerika, Afrika, Azië, Oceanië.