De Turkse coup is het uiteindelijke resultaat van de anti-linkse projecten van de jaren tachtig

De Turkse prediker Fethullah Gülen is ruim veertig jaar bezig geweest om zich te nestelen in het Turkse staatsapparaat. Hij had met name interesse voor de inlichtingen- en informatie-departementen bij de politie en het leger. Hij wist dat hij daarmee meer macht in handen kon krijgen dan via welk ander departement dan ook. Hoeveel macht Gülen al binnen het politieapparaat had veroverd, kwam in 2010 boven water toen Hanefi Avcı werd gearresteerd. Die voormalige chef van de inlichtingendienst had kort daarvoor een boek gepubliceerd over de infiltratie van Gülens mensen op zijn eigen werkplek: de politie. Avcı werd er vervolgens ironisch genoeg van beschuldigd lid te zijn van een illegale linkse organisatie die Devrimci Karargâh (“Revolutionair Hoofdkwartier”) genoemd werd. Maar hij stond juist bekend als een rechtse politiechef die onder meer deel had genomen aan het martelen van linkse activisten in de jaren zeventig. Kennelijk voelde Gülen zich in 2010 zo oppermachtig, met de AK-partij van Recep Erdoğan aan zijn zijde, dat hij meende met dat soort leugens weg te komen. Dat komt hem nu duur te staan.

Gülen bouwde de afgelopen veertig jaar een bijna perfect functionerende organisatie op. Rechters van hoog tot laag werkten prima samen met het Openbaar Ministerie (OM) en de politie, allemaal samen aan hem gelieerd. En Erdoğan wist daar optimaal van te profiteren: zijn politieke vijanden, de oppositie, ze werden allemaal door dat apparaat uit de weg gewerkt. En allemaal binnen de regels van de rechtsstaat. Totdat Gülen, waarschijnlijk vertrouwend op zijn inmiddels ver uitgebouwde macht, ook autonoom van Erdoğans AKP ging opereren. Dat begon met wat later de MIT-crisis is gaan heten. Die brak uit op 7 februari 2012 en wordt over het algemeen gezien als het begin van de oorlog tussen Gülen en Erdoğan.

Op de knop werd gedrukt toen het OM opdracht gaf om Hakan Fidan, het hoofd van de inlichtingendienst MIT, zijn voorganger Emre Taner en twee andere voormalige MIT-medewerkers te vervolgen. Reden voor de vervolging: er zou in Oslo geheim contact zijn geweest tussen de MIT en de KCK, de overkoepelende organisatie van de PKK. En dat was een strafbaar feit. Fidan en de andere MIT-leden weigerden mee te werken aan een onderzoek, en daarop ging het OM over tot aanhouding. Fidan stond echter bekend als een vertrouweling van Erdoğan. Hij werd door de toenmalige premier zelfs “mijn zwarte doos” genoemd. Het doel van de vervolging was het saboteren van onderhandelingen tussen de regering en de PKK. Het was bekend dat Gülen niet gecharmeerd was van het door de AKP ingezette beleid van onderhandelen richting een oplossing van het “Koerdische probleem”.

Via:: Doorbraak