Wen er maar aan

Uw eerste sigaret, ‘over de longen,’ weet u nog? Kotsmisselijk, duizelig, braken in het toilet… En u besluit vol te houden, door te zetten omdat uw vrienden ook roken, om er bij te horen… En u went er aan, u rookt dapper mee, u raakt verslaafd aan de nicotine, u wordt volwassen en wilt van dat stomme gerook af…
En u krijgt longkanker omdat u aan die misselijkmakende sigaret wilde wennen, mee wilde doen, tot u niet meer met dat ‘gepaf’ kon stoppen.

Dat u zich ieder weekend helemaal lam zuipt omdat u net als uw vrienden, zo nodig een krat bier moet kunnen achteroverslaan, dus brakend en kotsend volhoudt en op een dag merkt dat u zich niet meer zo ziek voelt met een slok op, dat u zich zelfs beter voelt met een paar borrels in uw lijf.
En uw lever begeeft het omdat u zo nodig een kratje bier moest kunnen achteroverslaan, net als uw vrienden, tot u niet meer met dat gezuip kon stoppen.

Het water waar de kikker in zit langzaam aan de kook brengen zodat de kikker aan de langzaam stijgende temperatuur went, netjes in het water blijft zitten tot hij een borrelende dood sterft. Gewenning tot de dood erop volgt.

Wennen aan het opkomende nazisme, wennen aan racisme, xenofobie, wennen tot je mee doet met je vrienden die alle moslims willen verjagen, je een hakenkruis op je borst tatoeëert, in de straten marcheert omdat je iedereen die anders is de stuipen op het lijf wil jagen en je iemand overhoop rijdt omdat hij je tegenspreekt.

Wen er maar aan mensen.