Het is erg in de mode geraakt om te zeggen dat de banken geld scheppen. Gecombineerd met het feit dat banken geen overheidsinstelling zijn, zou dat het grote kwaad in de huidige economie veroorzaken.
Inderdaad zijn de meeste banken geen overheidsinstelling. Dat is dus waar. Het is echter maar voor hooguit 10% waar dat de gewone banken geld scheppen. Hoe bestaat het toch dat deze beperkte waarheid op zo’n grote schaal wordt aangehangen?
Naar mijn mening komt dat doordat een onduidelijke definitie van geld wordt gebruikt. Krediet wordt dan als geld beschreven, maar klopt dat wel?
Krediet is een toezegging dat iemand geld mag opnemen tot een bepaalde krediet-limiet. Daaruit blijkt al dat krediet en geld niet hetzelfde zijn. Krediet kun je niet overmaken en geld kun je wel overmaken. Met krediet kun je niet betalen, wel door gebruik te maken van krediet. Krediet geeft je het recht om een schuld te maken. Door het opnemen van geld wordt die schuld een werkelijkheid.
Geld heeft het kenmerk dat het uitgegeven kan worden. Deze mogelijkheid om het geld te laten rollen wordt liquiditeit genoemd. Banken kunnen wel krediet scheppen, maar geen liquiditeit. Daarvoor zijn ze afhankelijk van aflossingen, leningen of van de centrale bank. Dat de banken gezamenlijk de geldhoeveelheid laten toenemen is dan weer wel juist, omdat het krediet van de een het saldo van de ander kan worden, zodra het geld wordt overgemaakt. Vandaar dat de uitspraak dat banken geld scheppen voor hooguit 10% waar kan zijn, maar dan ook voor 90% onwaar.
Tegelijk is het ook waar dat iedereen geld kan scheppen. Wanneer ik met mijn betaalpas betaal, schep ik heel eventjes geld. Om dat te kunnen begrijpen, moeten we het verschil beschrijven tussen geld en vermogen. Vermogen is dan de waarde van mijn bezittingen in geld uitgedrukt. Wanneer ik een huis bezit dat € 200.000,- waard is, dan bezit ik dus geen € 200.000,- aan geld, maar een huis. Op die manier kan ik al mijn bezittingen in geld uitdrukken, ook mijn tegoed bij de bank. Wanneer ik € 100.000,- op de bank heb staan, heb ik dus geen geld in bezit, maar een vordering op de bank, die € 100.000,- waard is. Zou de bank failliet gaan, dan zou ik die vordering wellicht niet uitbetaald kunnen krijgen. Wanneer ik nu met mijn pinpas betaal, zet ik een deel van die vordering (dat is vermogen) om in geld (liquiditeit). Daarna wordt het geld (liquiditeit) bij de ontvanger direct weer omgezet in vermogen, wanneer het bedrag op zijn rekening wordt bijgeschreven.
Wanneer we dus het economisch denken willen vernieuwen, moeten we wel nauwkeurig over geld, waarde en vermogen denken, anders komen we tot onware redeneringen en dus tot onware oplossingsrichtingen.
Geld en waarde zijn dus ook niet aan elkaar gelijk. Geld gebruiken we om de waarde van iets uit te drukken, maar het geld zelf heeft geen waarde. Eigenlijk kan het geld zijn functie van waardemeter beter vervullen, naarmate het zelf minder gebruikswaarde heeft. Dat maakt de ontwikkeling van het geld door de eeuwen heen, van goud via zilver, brons, nikkel, papier naar puur getal ook logisch. Wanneer het geld echter de waarde van iets anders uitdrukt, dan is het natuurlijk de vraag welke waarde dat precies is en of dat wel klopt. Wanneer we daar goed over nadenken, klopt het eigenlijk alleen maar, wanneer bij koop en verkoop die andere waarde in transactie is. Oftewel wanneer het geld en die andere waarde tegen elkaar worden uitgeruild. Kloppen wil dan zeggen dat verkoper en koper het op dat ene moment met elkaar eens zijn dat de waarde en het geld als tegenwaarde, als uitdrukkingsmiddel van die waarde, met elkaar in evenwicht zijn.
In alle andere gevallen is het min of meer waarschijnlijk dat het niet klopt. De waarde van een normale debiteur of crediteur zal nog wel redelijk kloppen, maar de waarde van vermogensbestanddelen zal waarschijnlijk tot zeker niet kloppen. Een huis kan tegen een bepaalde waarde gewaardeerd worden, maar bij verkoop zal hoogstwaarschijnlijk blijken dat de werkelijke waarde anders is. Zelfs de waarde van mijn tegoed bij de bank kan in werkelijkheid anders liggen. Getalsmatig zal het wel kloppen, maar wat ik later voor dat geld kan kopen is weer tamelijk onzeker.
Waarde komt voort uit waarde-vormende processen in de economie. Waarde wil dan zeggen dat de een iets maakt waar de ander een zekere waarde aan hecht. Daar is de waarde reëel. Waarde-schepping en waarde-consumptie zijn reële processen in de economie. Met geld als tegenwaarde proberen we die waarde te meten en zo een beetje vat te krijgen op de ruilprocessen die daarbij noodzakelijk zijn. Geldprocessen verzorgen dan een soort boekhouding die gedaan wordt in plaats van opgeschreven. Wanneer we de relaties vervolgen die op die manier tot stand komen, kunnen we het onderscheid maken in kooprelaties, leenrelaties en schenkrelaties.
Kooprelaties ruilen meteen waarde en tegenwaarde. Na de ruil zijn de partners weer vrij van elkaar.
Leenrelaties ruilen wel, maar voltrekken de transacties niet geheel. Koper of verkoper blijven hun aandeel in de transactie schuldig, zodat de relatie schuldenaar-schuldeiser ontstaat.
Bij een schenkrelatie wordt wel waarde afgestaan, maar wordt van een tegenprestatie afgezien.
Dezer drie transactie-kwaliteiten worden wel koopgeld, leengeld en schenkgeld genoemd. Het is interessant dat een moderne boekhouding deze drie kwaliteiten precies volgt.
Koopgeld wordt beschreven in de Verlies- & Winstrekening.
Leengeld wordt beschreven in de balans.
De schenkgeld-potentie wordt beschreven in het eigen vermogen.
Wanneer we langs deze weg de zaak overdenken, dan zien we dat banken zich vooral bezig houden met leengeld, maar dat in de economie alle drie de relatie-kwaliteiten belangrijk zijn.
Koopgeld werkt daarbij naar het verleden, door de prestatie te waarderen die reeds geleverd is.
Leengeld werkt in het heden, door de relaties te waarderen die tussen allerlei mensen en instellingen bestaan.
Schenkgeld werkt naar de toekomst, door waarde te offeren aan de toekomst van mensen, instanties en ideeën.
Pas langs deze wat ingewikkelde redenering kunnen we vinden wat de functie van banken zou kunnen zijn en hoe zij die werkelijk uitoefenen. Ook ik ben dan treurig over de huidige situatie. Niet omdat de banken geld zouden scheppen, wat ze niet zouden mogen. Niet omdat de banken in privé-handen zijn. Ik ben treurig omdat de banken hun maatschappelijke functie, die noodzakelijk is, niet goed uitoefenen. Daar zijn we het waarschijnlijk wel over eens. De oplossingen echter om uit deze situatie te komen kunnen niet gevonden worden in het verbieden van die zogenaamde geldschepping of in het onder democratie brengen van de banken. Zij moeten gevonden worden door een juist inzicht in de situatie en een ontwikkeling, zowel in de maatschappij als bij de banken, in het denken over de economie, over waarde en over algemeen menselijke noodzakelijkheden.
Pingback: Reactie: ‘Scheppen banken geld of niet?’ | Krapuul