Ik ben Peter uit Breda. Ik heb altijd werk gehad met vaste aanstellingen en vaste bazen. Door een auto-ongeluk heb ik een whiplash en pijn in mijn rug opgelopen. Ik kon ook niet meer goed lopen, want ik zakte steeds door één been. Ik knikte er gewoon elke keer doorheen. Ik werd een jaar in de revalidatie gezet, maar dat mocht niet baten.
Daarna werd ik gekeurd door een arts bij de WW. Die zei: je kan nog werken en dus val je niet in de WIA, waar ik eigenlijk wel recht op had, maar ik verdiende te weinig. Als ik 25 euro meer had verdiend, of dokter was geweest, zou ik wel in de WIA terecht zijn gekomen. Tijdens de WW solliciteerde ik me scheel en extra veel, maar ik kon niet aan een baan komen. Toen de WW ophield en ik dus geen baan had gevonden, moest ik me melden bij de bijstand.
Daar werd ik helemaal overhoop gegooid. Alles moesten ze weten. Het leek wel een kruisverhoor van de AIVD. Ik had een bus van mijn vader per ongeluk, zonder dat ik er erg in had, op mijn naam staan. Die moest ik van mijn naam halen. Toen was het weer: u heeft een spaarrekening. Dat was nog een spaarrekening van mijn opa. Wist ik veel dat daar nog zeventien euro op stond. Die moest ik eerst afsluiten.
Toen boden ze me een baan aan die ik in mijn WW-periode ook had geprobeerd. Een baan als beveiliger. Maar dat was te zwaar. Ik kon het niet aan. Ik legde dat uit aan mijn werkcoach, en zei: dit gaat het niet worden, want ik heb dit ook al in de WW geprobeerd. Het lukte gewoon niet. Maar dat zagen ze als werkweigering en toen werd ik voor twee maanden honderd procent gekort. Terwijl ik het best nog een keer wilde proberen, maar dat mocht niet meer, want ik had het immers geweigerd.
Ik was het er niet mee eens, en ben naar een speciale bijstandsrechter geweest bij de gemeente Breda om het aan te gaan vechten. Ik had een uitdraai gemaakt van de e-mail die ik had verstuurd naar mijn werkcoach. Daarin stond dus dat ik het wel wilde proberen, maar dat dat niet slim was, want ik had het al in de WW geprobeerd. En dat het zonde zou zijn van jullie tijd en energie, en dat we beter naar iets anders kunnen gaan zoeken wat wel gaat en bij me past. Maar ik verloor het bij die speciale bijstandsrechtbank. Het werd zo van tafel geveegd, en de mail was niet belastend materiaal.
Een week later moest ik weer komen en werd me verteld dat ik voor mijn uitkeringsgeld een tegenprestatie moest leveren in het Bredase Liesbos. Ik moest daar drie dagen in de week bramenstruiken uit de grond trekken en condooms opruimen. De keet in het bos, waar ook de wc in zat, stond vijfhonderd meter verderop. Dus als je nodig moest, was het te ver om te lopen en dus deed je het in je broek voor je er al was. Verder moest je met al het vuil in je kar nog dieper het bos inlopen om het daar te deponeren. Daar kwamen ze het om de week ophalen. Ik hield het niet vol, zo zwaar was het. Anderen hadden het ook zwaar. We waren met zo’n acht à tien man in het Liesbos bezig. We werden uitgelachen door mensen die door het bos liepen of trainden, en riepen: “Hé kijk dan, daar is er weer een!” Na dit anderhalve week volgehouden te hebben… je raadt het al. Ik was slecht ter been, en viel over een boomstronk diep in het bos. Mijn collega’s legden me in de kar en hebben me met z’n drieën naar de keet geduwd. Daar kwam mijn vader me snel ophalen.
Ik ben toen naar de dokter geweest en heb me ziek gemeld. Ik zat weer een poos thuis, want werken ging niet. Ik kreeg speciale medicijnen voor mijn pijn, waar ik eigenlijk niet mee mocht werken, volgens mijn dokter. Toch moest ik weer komen en werd ik naar de afdeling ATEA Bosch Skil gestuurd, wederom voor drie dagen in de week. Ppfff, ik zag het helemaal niet meer zitten en kreeg er gewoon zelfmoordpogingen van. Ze lieten me maar niet met rust. Vervolgens moest ik laserkastjes testen, zo’n 750 per dag. En ik moest gehandicapte mensen gaan begeleiden. De ene had Gilles de la Tourette, en de ander had maar drie vingers en kon slecht inpakken. Weer een ander kon geen Nederlands praten, maar als je het uitlegde, snapte hij het meestal wel. En dan was er nog een man die continu in zijn onderbroek aan zijn kont krabde. Lekker fris, dacht ik. Waar was ik toch beland? Het leek wel een werkkamp.
Na een week ging mijn hoofdchef van Bosch op vakantie en kreeg ik daarvoor in de plaats een andere chef. Die vrouw en ik werden in een keer tussen de gehandicapte mensen gezet. Ik had zelf al mijn beperkingen, en dan moest ik dus andere mensen die ook beperkingen hadden steunen? Dat viel me echt zwaar. Ik kon er niet van slapen en vond het erg voor die mensen. Na twee dagen tegenstribbelen werd ik naar huis gestuurd door die mevrouw.
Ik moest toen vrijwilligerswerk gaan zoeken om toch aan die tegenprestatie te voldoen. Uiteindelijk had ik een vrijwilligersbaan gevonden bij stichting Rolerisuit. Daar hielp ik ook mensen met beperkingen. Ik nam ze mee in een bus voor leuke uitstapjes. Daar knapten ze van op en hadden ze het naar hun zin Er waren zelfs mensen bij met zware spastische trekken. Die sloegen dan tegen de ruiten van mijn bus, tijdens het rijden! Dat was flink schrikken, maar daarna reed ik hen het busje uit en werden ze weer rustig. Dan begonnen we met het uitstapje, wat ze echt leuk vonden en dan begonnen ze weer te lachen. Ze hadden het echt naar hun zin, en daardoor kreeg ik het ook naar mijn zin. Het was ontzettend zwaar voor me, met de rolstoelen, maar toch kreeg ik er een goed en positief gevoel bij.
Ondanks al mijn pijn en frustratie over dat ik geen baan had, sprak de baas van de stichting me aan. Die zei: als je dit nou zo een jaar volhoudt, dan probeer ik dat je een taxipasje van ons krijgt. Maar dat kan alleen als je het een jaar volhoudt, en vier keer drie maanden verlenging krijgt van de bijstand. Ik zei: nou, dat is goed. Ik dacht: dit is mijn kans, eindelijk. Maar het mocht wederom niet baten, want ik kreeg maar drie keer een verlenging van de bijstand, en dat was al een uitzondering, zeiden ze. En dus, na negen maanden wederom alles voor de kat z’n kut gedaan te hebben, kwam ik drie maanden tekort, en ging heel het feestje weer niet door.
Toen zag ik het niet meer zitten en kreeg ik weer zelfmoordpogingen. Ik werd helemaal overspannen en zag het leven helemaal niet meer zitten. Maar ik moest toch weer iets anders gaan zoeken, want ze lieten me niet met rust. Toen ben ik via mijn dokter naar maatschappelijk welzijn gestuurd. Daar trof ik een schat van een mens, en die heeft contact opgenomen met de baas van de bijstand. Toen lieten ze me een tijdje met rust.
Maar plotseling moest ik weer komen. Ik moest maar via Koppel uitzendbureaus gaan werken. Dat heb ik ook geprobeerd, maar weer werd ik aan het lijntje gehouden. De afspraken die er gemaakt werden via het uitzendbureau werden niet waargemaakt. Toen ben ik weer naar mijn dokter gegaan en heb alles weer uitgelegd. Uiteindelijk belandde ik via de ketenzorg van mijn dokter weer bij een maatschappelijk werkster die ook een achtergrond had in de psychologie. Dankzij haar ben ik weer overeind gekrabbeld. Met haar kon ik over de hele rambam praten, over al mijn frustraties. Dankzij haar lieten ze me weer met rust.
Toen kreeg ik plots slecht bericht. Het ging niet goed met mijn vader. Hij had kanker en liep daar al acht jaar mee rond, van operatie naar operatie naar operatie. Ik heb hem er doorheen gesleept, en ben blij dat hij nu nog aan mijn zijde staat. Plots, vier maanden later, kreeg mijn moeder een hersenbloeding. Ze heeft zes weken in het ziekenhuis gelegen en kon niet meer praten. Ze kon zich niet meer uiten. En op dat moment kreeg ik bericht dat ik weer moest komen werken bij ATEA. Toen was bij mij de maat vol.
Ik heb gekozen voor mijn ouders, en ben gaan mantelzorgen. Dat is zwaar, je krijgt geen rust. Het is stressvol. Maar goed, ik ging ervoor. Maar als je nu thuis woont bij je ouders, waar jij voor zorgt, dan krijg je volgens de Participatiewet de helft minder uitkering. Zo werd ik weer gestraft, en nog dubbel ook. Als je als mantelzorger in de bijstand bent, dan moeten je ouders financieel voor je zorgen. Ik hou het nu nog vol, het gaat met ups en downs met mijn ouders. Maar het is qua inkomen nauwelijks te doen. De rekeningen stapelen zich op. Ik loop al twee jaar achter de feiten aan. Ik heb nu een maand achterstand bij de zorgverzekeraar. Ik moet in termijnen mijn eigen risico terugbetalen, maar die heb ik vorige maand ook niet kunnen betalen. En de volgende termijnmaand ligt alweer in de bus.
Mensen in de bijstand moeten beter geholpen worden. En niet gestraft, want het gaat je niet in de koude kleren zitten. Je krijgt er stress van en leidt geen gelukkig leven. Mensen in de bijstand kiezen niet voor zo’n leven, maar worden wel zo behandeld. Je krijgt er zelfmoordneigingen van en je denkt: ik tel toch niet meer mee in de maatschappij. Je wordt ondergewaardeerd. Niemand kan je helpen, en je kan er ook met niemand over praten, want je schaamt je omdat je er in zit. Lieve mensen van Nederland, kom op voor deze mensen, want we hebben het zwaar. Steeds meer mensen moeten naar de voedselbank, anders hebben we geen eten en drinken. Mijn verhaal gaat nog verder door, maar ik zal jullie de ellende besparen. Na alles wat ik hier al verteld heb, is het wel zat. Het leven is ontzettend zwaar. Je ziet het niet meer zitten, maar je moet toch door met al je ellende…
– door Peter, oorspronkelijk voor Doorbraak