Will Ferdy heeft van Gezelles gedicht een liedeken gemaakt, compleet met het dadadada tot slot, wat niet bij het gedicht hoort.
Degene die dit filmpje heeft samengesteld heeft geen draaikevertjes kunnen vinden om in de video op te nemen.
Er zijn inmiddels wel filmpjes te vinden van Gyrinus natator
Er is de mystieke blik van iemand als Gezelle voor nodig, dunkt mij, om deze drukte als schrijven te interpreteren. Het lijkt mij waarschijnlijk dat hij de naam heeft gegeven aan deze draaitorretjes. Gyrinus natans is een niet-bestaande soort, wellicht bedoelde de dichter Gyrinus natator [wat naar betekenis op het zelfde neerkomt, maar nu eenmaal een andere naam is]: zwemmende kringelaar. Dit torretje is evenwel zeldzaam in de Lage Landen en het is onwaarschijnlijk dat Gezelle juist door dit zeldzame torretje is geïnspireerd .
Een Sorbische dichter meende ook dat Gyrinus natans (met die foute naam werd weggegeven dat idee geplagieerd was) schreef, maar dan de naam van Michał Rostok, een Sorbische entomoloog. Wie kent hem niet. Ook in Lausitz is Gyrinus natator evenwel zeldzaam.
HET SCHRIJVERKE (Gyrinus natans)
O krinklende winklende waterding
met ’t zwarte kabotseken aan,
wat zien ik toch geren uw kopke flink
al schrijven op ’t waterke gaan!
Gij leeft en gij roert en gij loopt zo snel,
al zie ‘k u noch arrem noch been;
gij wendt en gij weet uwe weg zo wel,
al zie ‘k u geen oge, geen één.
Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn?
Verklaar het en zeg het mij, toe!
Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn,
dat nimmer van schrijven zijt moe?
Gij loopt over ’t spegelend water klaar,
en ’t water niet méér en verroert
dan of het een gladdige windje waar,
dat stille over ’t waterke voert.
O Schrijverkes, schrijverkes, zegt mij dan, –
met twintigen zijt gij en meer,
en is er geen een die ’t mij zeggen kan: –
Wat schrijft en wat schrijft gij zo zeer?
Gij schrijft, en ’t en staat in het water niet,
gij schrijft, en ’t is uit en ’t is weg;
geen christen en weet er wat dat bediedt:
och, schrijverke, zeg het mij, zeg!
Zijn ’t visselkes daar ge van schrijven moet?
Zijn ’t kruidekes daar ge van schrijft?
Zijn ’t keikes of bladjes of blomkes zoet,
of ’t water, waarop dat ge drijft?
Zijn ’t vogelkes, kwietlende klachtgepiep,
of is ‘et het blauwe gewelf,
dat onder en boven u blinkt, zo diep,
of is het u, schrijverken zelf?
En ’t krinklende winklende waterding,
met ’t zwarte kapoteken aan,
het stelde en het rechtte zijne oorkes flink,
en ’t bleef daar een stondeke staan:
“Wij schrijven,” zo sprak het, “al krinklen af
het gene onze Meester, weleer,
ons makend en lerend, te schrijven gaf,
één lesse, niet min nochte meer;
wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
niet lezen, en zijt gij zo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nóg,
de heilige Name van God!”
Pingback: Het heilige leven van kevers – een bekentenisverhaal | Krapuul
Pingback: Het heilige leven van kevers – een bekentenisverhaal – Krapuul