Ik herinner mij een buurjongen op een studentenflat met een paar overmaatse B&W luidsprekers waarop hij bij voorkeur om middernacht Je t’Aime van Serge Gainsbourg op tien placht af te spelen, maar daar staat tegenover dat ik gedurende diverse uren per dag aan het proberen was de beste elektrische gitarist van de wereld – of op zijn minst van Nederland – te worden via de 100 Watt London City buizenversterker die ik in bruikleen had van mijn broer.
Later verhuisde ik naar een studentenhuis met dermate dunne muren dat ik aanvankelijk nooit kon zeggen of er iemand bij ons of bij de buren de trap op liep. Het was nog net niet mogelijk een ruzie in de aangrenzende ruimte letterlijk te volgen (irritant is dat toch; ik wil dan namelijk ook wel weten waar het over gaat), maar veel scheelde het niet. Geluidsoverlast werd al veroorzaakt door een piepend bed.
Daarna verhuisde ik naar een éénkamerappartement waar ik nu nog steeds woon. Het meeste geluid komt hier van boven of beneden, maar omdat deze woningen ook veelvuldig gebruikt lijken te worden als reservewoningen door mensen die niet 100% zeker lijken te zijn van hun samenwoonsituatie staan ze ook nogal eens leeg. Wat rustig is, maar wel weer extra stookkosten oplevert.
Het eerste geluid dat ik ooit ‘s nachts van beneden vernam van het aldaar levend stel was zij die tegen hem riep: “je bent gewoon een enorme lul!”. Het is in elk geval toch nog goed gekomen want ze leven inmiddels al meer dan tien jaar 50 meter verderop in de straat met twee of drie kinderen. Het kan natuurlijk ook zijn dat zij riep “je hébt gewoon een enorme lul!” maar de intonatie van de betreffende uitroep paste toch beter bij de eerste interpretatie.
Op zeker moment kwam er een Afrikaan onder mij te wonen. Het was wel een opgewekte jongen, geloof ik. ‘s Ochtends om acht uur zette hij in elk geval altijd gelijk de muziek op. Niet loeihard, maar die Afrikaanse drumbands klonken net iets te hard om weer in te kunnen slapen als je niet vroeg op hoefde.
Toen kwam er een Mexicaan te wonen. Ook een uitermate vriendelijke jongen, zei altijd zeer beleefd en aangenaam goeiedag. Eén op de zoveel weekends kwam hij echter wel dronken thuis en ging dan met de muziek op tien om half drie ‘s nachts (vals) zitten meezingen. Maar het gebeurde niet zo vaak dat ik het niet uit te houden vond. De altijd al nors uitziende latino-antilliaanse buurman was echter een andere mening toegedaan, en alhoewel ik geen Spaans ken kon ik toch wel begrijpen dat hij die ochtend, na op het raam onder mij gebonsd te hebben, duidelijk maakte dat er ook mensen waren die moesten werken en derhalve vroeg op moesten.
Een ander geluid dat ik ooit van die Mexicaan vernam was dat van een enorme klapzoen die hij net gegeven had aan de vriend naast hem op het bankje in de achtertuin, zoals ik moest concluderen toen ik kort daarna uit het raam keek en zij beiden glimlachend omhoog keken.