Voor de gelegenheid nog een stuk, over Domela. Vanwege de 102e sterfdag.
In de NRC van 20-21 juni stelt Auke Kok voor om het standbeeld van Domela Nieuwenhuis weg te halen. Domela zelf zou daar waarschijnlijk weinig bezwaar tegen gehad hebben. Van meet af aan zijn er – ook door anarchisten – drie bezwaren tegen het beeld geuit. Domela was tegen persoonsverheerlijking. ‘Hier liggen de doden en liegen de levenden’ zei hij over begrafenissen. Bij zijn uitvaart is dit gerespecteerd. De hoge sokkel verheft het beeld ver boven de mensen. Domela heeft altijd bij en tussen de mensen willen staan. De gebalde vuist was hem totaal vreemd. Als spreker stond hij met geopende hand maar de mensen, ‘gevend’ zoals o.a. zijn zoon Cesar getuigde.
Wat de persoon van Domela betreft slaat Kok nogal wat spijkers naast de kop. Opwekken, overreden, niet agitatie was zijn streven (al waren zijn polemieken tegen met name de parlementaire socialisten vaak ver beneden de maat). Domela was geen anti-democraat, zoals Kok schrijft. Hij werd anti-parlementair omdat hij tot het inzicht kwam dat de socialistische revolutie zoals o.a. Marx die zag (met de ‘onteigening van de (kapitalistische) onteigenaars’), niet langs parlementaire weg was te bereiken. Dit inzicht is juist gebleken.
Kok spreekt van een ‘stijfkoppige pre-communist’. Stijfkoppig is correct. Pre-communist onjuist en verwarrend. Tot aan de Russische revolutie van 1917 was het begrip ‘communistisch anarchisme’ de aanduiding van een stroming binnen het anarchisme, waartoe men Kropotkin en Domela kan rekenen. Daarna werd het woord communist ingevoerd voor de Russische aanhangers van de ‘dictatuur van het proletariaat’ die zich hadden losgemaakt van de hoofdstroming van de sociaal-democraten en zich in 1917, binnen de revolutie, onder Lenin meester gemaakt hadden van de macht. Domela heeft lang genoeg geleefd (tot1919) om zich van Lenins machtsgreep te distantiëren.
Waar Kok spreekt van ‘een kwibus met een baard, metershoge versteende anarchie waar vrijwel niemand nog mee te maken wil hebben’ zit hij er zowel historisch als eigentijds naast. Vorig jaar is de honderdste sterfdag van Domela, speciaal in Friesland – waar ook in symbiose met het Museum Heerenveen, het Domela Nieuwenhuis Museum te bezichtigen is – op zeer verschillende locaties en zeer verschillende wijze herdacht en is op zijn actualiteit gewezen. Van ‘versteende anarchie’ is geen sprake. Kropotkins opvattingen over een gedecentraliseerde samenstelling waarin de scherpe scheiding tussen agrarisch en industrieel is opgeheven en de nadruk valt zelfbestuur en op opbouw vanuit de basis zijn in een tijd van klimaatverandering en milieuproblemen nog steeds interessant. Hetzelfde kan gezegd worden over Domela’s inzet voor de arbeiders, de ‘blanke slaven’ in het Nederland van zijn tijd. Een slavernij die nu te vinden is bij arbeiders zonder papieren en in grote delen van de door neoliberalisme geglobaliseerde wereld.
Een biografie van Domela, helaas meer story dan history, uit 2012 gaf aanleiding tot polemieken, o.a. betreffende de beschuldiging van antisemitisme waarop de auteur inmiddels vrijwel is teruggekomen. Waar Kok schrijft Domela ‘dankt zijn standbeeld in feite aan generaal Jo van Heutsz ’ is hij een klein beetje ‘warrig’. Inderdaad is het beeld er gekomen dankzij ‘hoofdstedelijk polderen’. Rechts wilde Van Heutsz eren en links was daar tegen maar kreeg als compensatie een Domela beeld. Kok gaat er uitvoerig op in. Eerder was dit gebeurd in een doctoraalscriptie van N. Tom, ‘Politiek in brons en steen. Het Van Heutsz-monument en het monument voor Domela Nieuwenhuis als politieke ruilobjecten?’ (Rijksuniversiteit Leiden 1994) Domela en Van Heutsz hadden in ieder geval gemeen dat zij niet polderden en dood waren toen het gekibbel begon. Domela ‘dankt zijn standbeeld in feite’ niet aan een dode generaal, maar aan vrijwillige giften – in totaal 15.000 gulden, veelal uit anarchistische hoek, waarbij zelfs tien gulden uit het toenmalige Nederlandsch Indië (waarschijnlijk niet van bewonderaars van Van Heutsz). Voor dit doel was in 1928 een comité opgericht; het standbeeld werd in 1931 onthuld.
‘Domela Nieuwenhuis heeft, historisch gesproken, meer met Black Lives Matter van doen dan je misschien denkt’, schrijft Kok. Dat is zeer juist, maar wel geheel anders dan Kok denkt. Domela Nieuwenhuis heeft van meet af aan, reeds in de jaren 1870 toen hij als dominee op de kansel stond, opgeroepen tot beëindiging van de zeer bloedige Atjehoorlog en tot het loslaten van de koloniën. ‘Indië los van Holland’ was een van de eerste en centrale leuze van de in 1904 opgerichte Internationale Anti Militaristische Vereniging. Black Lives Matter zou wel een bloemetje mogen leggen aan de voet van het standbeeld van de man die streed tegen slavernij en kolonialisme!
- door Rudolf de Jong, oorspronkelijk voor het Domela Nieuwenhuismuseum
- Uitgelichte afbeelding: Door Janericloebe – Eigen werk, CC BY 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=14983994. Dat alleen de groen uitgeslagen voeten van Domela te zien zijn van dat onding was niet de bedoeling, maar het valt wel goed uit…