Behalve op de Waddeneilanden, waar de zee aan alle kanten bij de hand is, is alleen in Noord-Holland tot Petten de duinstrook breed genoeg om in te dwalen zonder dat je per se bij de zee terecht hoeft te komen. Jarenlang heb ik door bos en duin gewandeld vanaf het station van Castricum waarbij het infiltratieveld van het provinciale waterleidingbedrijf (eigenlijk zelfs het Energiebedrijf, voor de grote verkwanseling van gemeenschappelijke voorzieningen begon) als hoofddoel gold. Hier komen duinbegroeiing en sloot en plas samen, met de zee vlak bij de hand. Zo is er dan die lawaaiige kolonie van aalscholvers – ruim dertig jaar geleden nog vrij zeldzaam genoemde vogels – op een eilandje in een van de meren. Ze vliegen af en aan naar zee. In het buitengewoon heldere water wordt alles wat er zich boven afspeelt weerspiegeld tot in de diepte. Snoeken hangen geheimzinnig stil. Over de bodem lopen kokerjuffers. Waarschijnlijk ontsnapt of uit buurten van parken in de verstedelijkte wereld dobberen zwarte zwanen rond, nijlganzen verdedigen agressief hun nest. Zij hebben de bergeenden verdreven van die plaats.
De duinen zijn door de wind en de zee gevormde heuvels, geologisch zeer jong: de huidige duinenrij dateert uit de Middeleeuwen. In die dagen wilde het zand nog wel eens flink stuiven, waarbij hele dorpen werden ondergestoven. Het oorspronkelijke klooster van Egmond-Binnen trof dat lot, op die plaats is nu de openluchtkerk van de Adelbertusakker. Veel van de binnenduinen, de eerdergenoemde nollen, zijn weggegraven en deel van de geestgronden geworden, bestemd voor de teelt van bloembollen. De hervormde kerk van Sassenheim staat op een duin dat het weggraven bespaard is, waardoor de kerk deels het dorpsbeeld bepaalt. Slechts op enkele plaatsen zijn de nollen er nog: de vrijplaatsen voor leeuweriken en wellicht andere zogeheten boerenland-vogels. Mollen woelen er de schelpen op die in de ondergrond nog volop aanwezig zijn, daarbij de ontkalking van de grond tegengaand. De kalk die, met de vogels en de temperatuurwisselingen, zo bepalend is voor de flora van de duinen.
Hoog of steil zijn de duinen zelden, steil zijn ze vooral aan de zeekant als bij stormvloed weer wat is weggeslagen. Hier kan geen helmbegroeiing tegenop. Er wordt regelmatig zand, verderop in zee gewonnen, aan het strand toegevoegd om deze op vele plaatsen belangrijke toeristische bestemming te redden en de zeewering daarbij (dezer dagen weet ik niet meer waar de prioriteit ligt).
Het strand, de zee is de beslissende bestemming van wandeling of fietstocht in de breedterichting van het duin. Weinige maanden maar kan men er echt in zwemmen, tot juni is het water te koud, in oktober is de lucht meestal dan weer te koud. En de Noordzee is ook bij het strand verraderlijk: van jongsafaan ben ik gewaarschuwd door dorpelingen voor de muien, de diepe trekgaten die tot aan het strand komen en waarin je al zwemmend makkelijk meegesleurd kunt worden.
Wandelen aan zee – als de wind niet te straf is – is altijd mogelijk.
De illustratie is mijn oorspronkelijke avatar hier op Krapuul. Ik ben deze serie begonnen als uiting van mijn Luxemburgachtige interesse voor de veldbiologie die sommigen escapistisch zouden kunnen noemen. Ik heb mij er hier al eerder aan “bezondigd”, het verslaan van de eenvoudigste verplaatsing “met open zinnen” om Ton Lemaire er bij te halen.
De aanleiding tot deze serie die hiermee als zodanig afgesloten is, is de dood van mijn zwager, met wie ik een korte tijd een vakantiehuisje bij de nollen en kluften gedeeld heb.
Wat zou hij nog graag een keer gezwommen hebben.
Op het ogenblik dat dit geplaatst wordt ben ik onderweg naar zijn uitvaart.
Op de natuursport kom ik wel terug in de naaste toekomst.
Mooie serie, foto van bosuil in mijn schuur volgt via redactie adres.
Sorry, reactie is op de verkeerde plaats gekomen, was bedoeld voor het bosuil verslag. Mijn condoleances voor je zwager, toch alles bij mekaar mooie herinneringen.