“Doen jullie ook aan kerst?”
Aan intelligente vragen geen gebrek als je in de VS mensen die er nu eenmaal wonen ontmoet. “Nederland” dat zegt ze niets, maar Kopenhagen of desnoods Amsterdam waar de hoeren achter de ramen zitten en de lepel in de brijpot staat – dat kennen ze. In het land dat de hele wereld zo’n beetje beheerst heeft men geen enkel benul zelfs maar van iets over de grens. Ook bij mensen die toch wel beter zouden moeten weten ontbreekt het. Ik heb het wel eens vermeld, de verbazing van een kameraad die zei dat ze “in Montreal [uit te spreken als Montriejol] zomaar Frans spreken alsof ze in Frankrijk zijn.”
Een heel mooie is ook: “Doen jullie ook aan Thanksgiving? En hebben jullie inheemsen?” De vragen zijn zo overdonderend stompzinnig, hoewel “kerst” niet te overtreffen lijkt, dat ze om een passend antwoord schreeuwen.
Welnu. Toen wij naar de geopenbaarde bestemming het land in bezit namen woonden er Friezen, Bataven en Kaninefaten. Van die Friezen wonen er nog wat in hun reservaat aan de Waddenzee. De Bataven zijn massaal verdronken in de grote rivieren toen zij merkten dat wij hun de verkoudheid brachten. De Kaninefaten woonden in onvruchtbaar land aan zee, de duinen. Zij hielden zich daar hoofdzakelijk onledig met het vangen van konijnen (Konijnenvatters zou hun naam in modern Nederlands zijn).
Op een dag, toen Hansje Brinkers even niet beschikbaar was, liep ons land toch lelijk onder. Wij zaten te bibberen op klei-eilandjes achter de duinen, die als heuvels gespaard waren gebleven.
Door medelijden bevangen boden toen Kaninefaten ons als bibberaars gebraden konijn aan. Wij kenden die beesten niet en misschien vielen ze wel onder de spijswetten, maar nood breekt wet. Wij namen op die herfstdag laat in de slachtmaand – er viel niets te slachten, alle beesten waren verzopen – graag dit mooie aanbod van die wilden aan.
Ja kijk, daarna klommen we hun duinen in en joegen ze de zee in. De laatsten woonden aan gure winderige stranden. Men zegt dat de Vader des Vaderlands de laatste twee heeft gezien, de een die blies de fluit en de ander sloeg de trommel. Hij heeft er een van hen geschoten en dat heeft de ander niet alleen verdroten maar het betekende ook dat de Kaninefaten gedoemd waren uit te sterven. Omdat het toch wel een beetje schadelijk voor de kinderziel is, zijn de Kaninefaten in het liedje over die episode in hazen veranderd, een soort groot konijn. “Aan een wild wild wild wild Stuivestuivezand”, dat is ook veranderd.
Maar we zijn hun natuurlijk zeer dankbaar voor hun konijnenbout. Mijn ogen schieten vol als ik denk aan die lui in hun helmgrasrokjes, de vrouwen met een bh van zeewier, die met hun konijn aankomen.
Helaas is de mooie traditie van een konijn in elke pan op Vierde Donarsdag in Slachtmaand in onbruik geraakt.
Nu je het zegt. Wordt tijd dit weer in te stellen. Er zijn wel wat Kamerleden die bij de regering zullen aandringen op bevordering van deze mooie traditie.
Verkondig het met voldoende overtuiging en ge hebt uw traditie die mooi aansluit bij consumptieparadijs de VS.