De zang van de veldleeuwerik is makkelijk te herkennen. En hoe de vogel zingt is speciaal opmerkelijk: de zang wordt opwiekend aangeheven, de vogel hangt op tamelijk grote hoogte al zingend in de lucht, bij het dalen zwijgt hij.
Ik weet helaas maar een plek waar ze (nog) te horen zijn, ben er alweer een paar jaar niet geweest dus hoop maar dat ze er nog zijn. Veldleeuweriken zijn grondbroeders die hun nest alleen kunnen behouden als er niet op los gemaaid wordt of mest rondgestrooid. Die plaatsen worden steeds schaarser. Het beeld van dit lege landschap zou een onbedreigde woonplaats kunnen zijn. Als de insecten niet schaars werden.
Twee gedichten over de/een leeuwerik
Guido Gezelle
Ach hemellawerke
Ach, hemellawerke, waar zit-je gij dan
zoo luide en zoo lange te preken,
waar dat ik met de oogen niet achter en kan,
al hebbe ik zoo dikkens gekeken?
o Mocht ik u volgen en, vleriken aan,
lijk gij, in den hemel, den hoogen,
te choore met de andere veugelen gaan,
en vluchten de menschen hun’ oogen!
Dan zonge ik, o vogel, en schaterde ik blij,
en niemand en zou het mij weten,
ter wijl ik, aan ’t zingen en ’t preken, lijk gij,
waar’ hooge op de wolken gezeten!
Hei, hemellawerke, mij liefelijk dier,
o, mag er een mensche u wat heeten,
komt neder, komt neder, komt nader, komt hier,
komt, wil toch een stondeke beeten!
Verstondt-je mijn tale zoo ‘k de uwe verstaan,
gij kwaamt en gij liet mij … Wat baat het?
Gij zingt, en mijn klachte ze en gaat u niet aan,
gij zingt en al ’t ander – gij laat het! …
Eugène N. Marais
Die woestyn-lewerkie
Gampta, my vaal sussie,
al wat ek in die wêreld het
buiten my ou ouma!
As jy bo in die lug sing,
kan jy al die wonderlike dinge onder sien:
waar die hasie wegkruip
en die steenbokkie sy lêplek maak.
En die meide kan jou nie raak nie,
want jy is sterker as álmal
al is jy swakker dan ek.
Selfs die bergleeu, wat ons bangmaak
as hy snags brul,
kan jou nie raak nie.
Ek sal jou oppas, my sussie,
tot al jou kleintjies groot is.
My vaal sussie, Gampta,
ek sien jou!
Dit gedicht is getoonzet door Arnold van Wyk en wordt hier als tweede gezongen door mezzosopraan Matildie Thom Wium, piano: Lesley-Ann Mathews
Het laatste gedicht is Diep Rivier, hier eerder aan de orde geweest.