Ik heb zoiets van: super dat ik zo’n woord zeg maar soort van kan wegstemmen.
Maar wel merkwaardig dat er nu verschil gemaakt wordt tussen “Nederland” en “Vlaanderen”. Gesteld dat ik in Terneuzen of Hazebroek woon, waar moet of mag ik dan stemmen? Om van Paramaribo niet te spreken (wel dus).
En: drijven Nederland en Nederlandstalig België dan zo uit elkaar? Ik zie twee woorden bij de “Vlaamse” lijst die mij inderdaad typisch Belgisch voorkomen (die worden hier van een B voorzien), zoals er bij de “Nederlandse” lijst twee nieuwsterreurtermen staan die ik voor de zekerheid met een NL zal aanduiden:
VLAANDEREN
- absoluut
- comfortzone
- dagdagelijks (B)
- eigenlijk
- groentjes (B)
- ik heb zoiets van
- leuk
- me-time
- naar de toekomst toe
- super
Er zitten wat dingen tussen waartegen de strijd “in het Noorden” is opgegeven of nooit aangevangen. Dan is het weer de vraag waar “het zuiden” begint – niet per se bij de staatsgrenzen, behalve bij de B-woorden. Ik herinner mij levendig hoe twee vrouwelijke kameraden in Nijmegen (hun achtergrond was Limburgs) mij vroegen om voor de aardigheid “leuk” te zeggen, want “dat doen jullie zo leuk”. Maar ik was nu juist als Noorderling niet van de leuk-brigade. En daar staat het woord dan: nog, weer. Niet weg te krijgen.
NEDERLAND
- duurzaam
- een stukje
- eigenlijk
- genderneutraal
- in je kracht staan (NL)
- loverboy (NL)
- papadag
- shinen
- soort van
- super
De Nederlandse lijst heeft net iets meer “beleids”-woorden, waarschijnlijk lijdt Nederland wat meer onder Beleid. Dan is duurzaam wat mij betreft de winnaar. Van de Belgische is het germanistische dagdagelijks voor mij de winnaar – bij groentjes heb ik het gemengde gevoel: “ha, ik ben niet in Nederland” maar ook heb ik zoiets van “neem je grootje in de maling” met je frietjes, een uike of een eike er bij desgewenst (zo heb ik het echt op een menukaart gezien; volgens mij was dat een grap, maar je weet het niet zeker).