Geschiedenis van gevoeligheden. De verkapte irrationaliteit van extreemrechtse emoties

Enkele duizenden jaren geleden deed de rede (ratio) zijn intrede in het denken. Daarbij werd ‘geloven’ uit het ‘werkelijke’ verbannen. Het draait om weten niet om geloven, was het oordeel. Hoewel die gedachte aansloeg, liet het irrationele zich niet zonder meer opzijschuiven. Dat wordt ook duidelijk als men de Verlichting (eind 18de eeuw) nader bekijkt. Opnieuw werd, terecht, de rationaliteit op het schild gehesen. Maar dit wil niet zeggen dat dit leidde tot het doven van de irrationaliteit. Het gaat niet aan om de Verlichting daarvoor te kritiseren. Wat nodig is te begrijpen hoe, waarom, door wie of wat irrationaliteit gebruikt wordt – en om dat dan waar nodig te kritiseren (en haar schadelijke effecten te bestrijden).

Met het oog op die irrationaliteit is het niet zo verbazingwekkend, dat er een studierichting ontstaan is als ‘Geschiedenis van gevoeligheden’. Vooral in de laatste twee decennia is er over dat onderwerp veel gepubliceerd. Zo durfde de Franse historica Sophie Wahnich te zeggen: ‘La sensibilité est révolutionnaire’ (Gevoeligheid is revolutionair; geciteerd in Marianne van 24-30 oktober 2024). Het onderwerp is kennelijk zo intrigerend dat twee Franse wetenschappers, Christophe Granger (Sociale geschiedenis) en Sarah Rey (Romeinse geschiedenis en de plaats van affecties in de Grieks-romeinse oudheid), daarover een boekje opendeden en hun Introduction à l’histoire des sensibilités schreven (Inleiding tot de geschiedenis van gevoeligheden). Hieraan wijd ik een bespreking. Ik laat die uitlopen op aandacht voor de irrationaliteit van extreemrechtse visies. [ThH]

Opzet en inhoud van het boek

De geschiedenis van gevoeligheden is tegenwoordig een bloeiend onderzoeksgebied, zo is op te maken uit het boek van Christophe Granger en Sarah Rey. Gekoppeld aan de bevestiging van het gevoelige in onze samenlevingen, bestudeert het de zintuigen, emoties en gevoelens in hun vorming en transformatie. Het beperkt zich niet tot het bewijzen dat er door de eeuwen heen een geschiedenis van liefde, haat, smaak of reuk bestaat. Het laat ook zien dat de manieren van voelen en ervaren, verre van voort te komen uit natuurlijke functies of individuele vermogens, verweven zijn met de geschiedenis van menselijke samenlevingen.

Geconfronteerd met de pluraliteit aan kennisverwerving die historici voor dit onderwerp hanteren, willen de auteurs zo concreet mogelijk verduidelijken hoe de geschiedenis van gevoeligheden tot stand komt en wat ervan kan worden verwacht. Naast het bespreken van de gebruikte methoden, het gebruik van bronnen, de manieren van schrijven of bewijzen, putten zij voorbeelden uit canonieke perioden van de geschiedenis, van de oudheid tot onze tijd. Mij valt dan op, dat de opkomst van extreemrechts buiten beeld blijft, maar wellicht moet je dit toeschrijven aan de aard van het boek. Het is vooral een ‘algemeen’ beargumenteerd literatuuroverzicht. Ik kan mij evenwel permitteren om op die opkomst terug te komen. Nu eerst het boek zelf.

 

Het opent met een inleiding en telt vervolgens vijf hoofdstukken, waarna een zeer korte conclusie. De inleiding wijst op gevoeligheden als het hart van grote organisatiebeginselen van de sociale wereld. In de verschillende hoofdstukken wordt dit uitgewerkt. Het eerste hoofdstuk geeft de ontstaansgeschiedenis van de betreffende soort geschiedenis. Het levert een grote ongelijksoortigheid op aan visies en ingangen voor studie. Om zicht te krijgen op de ongelijksoortigheid, richt het tweede hoofdstuk zich op het gebruik van de zintuigen. Dat was van ouds iets voor de biologiestudie: de sensorialiteit (gevoeligheid voor prikkels) en het gebruik ervan. Zo komen aanbod: zien, het zichtbare; geluid, aanraken, proeven, ruiken. Deze vormen van zintuigelijk waarnemen, laten zich in velerlei vormen van structurering van kennis uitdrukken. Langs die weg volgt een concretisering van: opmerken, rangschikken en besturen (p. 48)…

In hoofdstuk 3 wordt aandacht geschonken aan affectief leven in de vele afgelopen eeuwen. Daarbij wordt geconstateerd dat emoties – zoals angst, haat, pijn – zich in sociale configuraties kunnen vastzetten. Dit kan in een specifiek geval leiden tot een manier van besturen (pp. 66-67). Hoofdstuk 4 behandelt dan ‘politieke emoties’. Daar komen we opnieuw ‘regeren door middel van emoties’ tegen. Na deze opsomming en diversiteit in de verschillende hoofdstukken, gaat hoofdstuk 5 vooral over de ‘hedendaagse geschiedenis’ van gevoeligheden. Hoe kan die geschiedbeoefening ontstaan? Hoe te weten wat er voorheen als gevoeligheid speelde? Welke bronnen zijn bruikbaar? Welke problemen spelen erbij weten en bewijsvoering? Welke woordkeuzes doen ertoe? De auteurs wijzen voor beantwoording van die vragen naar door hen gevonden literatuur…

Bestudering van gevoeligheden en de inrichting van maatschappijen

Wie de informatie over de vele studies over gevoeligheden langs loopt, maakt eruit op dat emoties de constructie van menselijke gemeenschappen ondersteunen. De studie van gevoeligheden staat ook toe de inrichting van maatschappijen beter te begrijpen (p. 69). De woordkeus speelt daarbij een aanzienlijke rol. Het woord ‘gezin’ als sociale configuratie is niet alleen in het kader van de rooms-katholieke religie een brandpunt, we komen het eveneens in de door die religie geïnfecteerde extreemrechtse kringen als zodanig tegen, zou ik denken. Het traditionele gezin heet, niet alleen in die ideologie, ‘de hoeksteen van de samenleving’. Dit neemt niet weg dat het een product van historische ontwikkeling is.

Voor familiale sentimenten kunnen we, met de auteurs, teruggaan, bijvoorbeeld, tot het oude Rome (de pre-urbane Romeinse samenleving) onder leiding van de pater familias. De familia is het geheel van tot het huishouden behorende slaven, de habitat, de vrije personen en machtigen die dezelfde naam dragen. Ze vertegenwoordigt voor alles een economische eenheid, waar het hoogste gezag door de vader uitgeoefend wordt (p. 54). In het Romeinse recht wordt gesproken over patria potestas (‘vaderlijk gezag’). Dáár vinden we dus een constante terug, het idee van de eenhoofdige leider (en leiding), in een omgeving met strak geregelde verticale relaties.

Hoe dit stelsel ook is afgebrokkeld, veranderd, vernieuwd, de plaats van de vader is gebleven en wordt concreet – in allerlei verhullingen – uitgeoefend. Men hoeft maar te denken aan de RK-kerk, met de paus aan het hoofd en, in de sfeer van extreemrecht, aan daarmee gelieerde politieke partijen, de leider (Fuhrer). Zo droomt de Oostenrijkse FPÖ leider, Herbert Kickl, ervan Volkskanzler (volkskanselier) te worden, een term die herinnert aan het naziverleden van het land (Le Monde, 27 september 2024).

Opvalt is dat meerdere extreemrechtse partijen de term ‘vrijheid’ (een term die positieve emoties oproept) in de naam van de partij opgenomen hebben. Neem de FPÖ: Freiheitliche Partei Österreichs (Vrijheidspartij van Oostenrijk) en let ook op de partij waarvan Geert Wilders alleenheerser is: Partij voor de Vrijheid (PVV). Welke vrijheid bedoelen zij? Wel, die door de partij getolereerd of geproclameerd wordt. De rest zal verboden zijn, als deze partijen aan de macht komen (ik heb er al op gewezen in het eerste deel van de fascisme-serie, zie hier).

Bij de VVD, Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, komt men iets soortgelijks tegen. Via de specifieke interpretatie van ‘vrijheid’ wordt die gebruikt om burgers minder mogelijkheden te geven om juridisch verzet te plegen, met als argument het bedrijfsleven meer ruimte te geven ongestoord te handelen (dat is steeds het doel geweest van de dereguleringsmaatregelen van de VVD). Wat als irrationaliteit bij extreemrechts is op te merken, is voor wat ‘vrijheid’ aangaat bij de VVD terug te vinden. Geen wonder dus dat de VVD en de PVV het met elkaar kunnen vinden (en vergeet niet dat Geert Wilders afkomstig is uit de VVD).

Irrationaliteit van extreemrechtse visies

Gelet op het voorgaande is het niet vreemd dat de twee auteurs van het boek over de geschiedenis van gevoeligheden een deel hebben in geruimd over ‘politieke emoties’. Er wordt zelfs gewezen op het feit dat we inmiddels in een tijd beland zijn waarin politiek vooral is: mobiliseren van emoties (p. 90). Ik neem dat over waar emoties verpakt zitten in termen als ‘migranten’, ‘asielzoekers’ en daarmee samenhangend ‘patriottisme’, ‘volk’, ‘identitair’, enzovoort. Achter deze termen die beschrijvend lijken, verschuilen zich ideeën en voorstellingen over homogeniteit van het volk van een bepaalde natie (zoals Nederland, Frankrijk, Oostenrijk). Die homogeniteit is echter een historisch onhoudbare status. Evenzo is onhoudbaar een eenduidige verwijzing naar ‘onze waarden’. Die waarden zijn even pluriform als de uitgangspositie het is voor politiek handelen om homogeniteit in bevolkingssamenstellen op te leveren (wat meermaals neer komt op opleggen en afdwingen).

Een handelen op grond van dit soort emoties heeft irrationaliteit als achtergrond. En steeds verder zal men daarbij in politiek moeras verdwijnen. Zo wordt het ‘identitaire’ verdedigd met behulp van racistische- en samenzweringstheorieën over de ‘grote vervanging’ (‘omvolken’; het vervangen van het ‘blanke ras’ door de overloop van migranten van buiten Europa). Theorieën die even verwerpelijk als onbewijsbaar zijn. We zakken hier weg in het irrationalisme waarin extreemrechts zich wentelt.

De ontmaskering daarvan lijkt mij een mooie opgave voor de historici die zich met ‘politieke emoties’ bezighouden (pp.90-93). Ik ben er zelf nog op teruggekomen in het achtste deel van de fascisme serie, zie hier.

Thom Holterman

Granger, Christophe et Sara Rey, Introduction à l’histoire des sensibilités, Éditions La Découverte, Paris, 2024, 127 blz., prijs 11 euro.

– Eerder verschenen bij Libertaire Orde