‘Five Books’ vraagt deskundigen om de vijf beste boeken te beschrijven over een bepaald historisch of actueel onderwerp, en ondervraagt die persoon daarover vervolgens. Over Anarchisme werd Ruth Kinna gevraagd, de Britse politicologe die recent The Government of No One schreef, over de geschiedenis van het anarchisme wereldwijd. Zij komt met vijf verrassende suggesties.
Soms verguisd, vaak verkeerd begrepen, zelden onderwezen aan universiteiten, is het anarchisme een politieke filosofie en sociale beweging die ver afstaat van de huidige mainstream politiek. Maar het was en is een krachtige motivator. Politiek theoreticus Ruth Kinna levert ons de beste boeken om te lezen om het anarchisme beter te begrijpen.
Haar vijf boeken:
- 1) ‘Anarchism’, in the Encyclopaedia Britannica door Peter Kropotkin
- 2) Gates of Freedom: Voltairine de Cleyre and the Revolution of the Mind door Eugenia C. DeLamotte
- 3) The Slavery of Our Times door Leo Tolstoy
- 4) Autonomy, Solidarity, Possibility: The Colin Ward Reader door Chris Wilbert, Colin Ward & Damian F. White
- 5) Anarchism and Syndicalism in the Colonial and Postcolonial World, 1870-1940 door Lucien van der Walt & Steven Hirsch
Vraag: Om te beginnen, kunt u proberen ons uw eigen definitie van anarchisme te geven?
Het is altijd lastig. Ik denk dat anarchisme een reeks praktijken beschrijft; het beschrijft politiek; het beschrijft ook een traditie, en binnen die traditie is er een reeks culturen. Het is een bepaalde politieke beweging, die wordt gedefinieerd door de manier waarop zijn voorstanders, degenen die zichzelf anarchisten noemen, zich met die tradities en culturen bezighouden, en hun praktijken in de loop van de tijd veranderen.
Het is misschien wel de politieke theorie die het meest gebukt gaat onder misvattingen, en het grootste contrast tussen hoe ze door theoretici wordt gedefinieerd, en wat een willekeurig persoon op straat zou denken als hij het woord ‘anarchie’ hoort. Waarom denk je dat dat is?
Het is heel moeilijk voor mensen die uit andere politieke stromingen komen, om anarchisme te begrijpen. De manieren waarop we denken over onze instellingen, grondwetten en politieke organisaties zijn meestal op een bepaalde manier ingekaderd: de theoretische premisse is op zijn minst dat we een soort structuur nodig hebben om burgers volgzaam te maken en om ons te laten samenwerken. Anarchisten gaan uit van een heel andere basis: dat we van nature met elkaar samenwerken. Dat kan op een zeer sociale manier zijn, in de zin dat we vriendschappelijke relaties hebben, of het kan op een minder zekere manier betekenen, dat we kunnen samenwerken ondanks onze angsten, tegenstellingen en conflicten. En anarchisten denken dat het via deze samenwerking is dat we onze instellingen zullen opbouwen.
Het is voor politieke theoretici erg moeilijk om anders dan negatief over anarchisme te denken, omdat het in tegenspraak lijkt te zijn met alles waar de politiek op gebaseerd is: het idee dat we een geconstrueerde en gedefinieerde orde nodig hebben, en dat we onze acties niet kunnen coördineren tenzij iemand ons daarbij helpt. Anarchisten komen met het idee dat anarchie orde is, en dat wat nu bestaat wanorde is. Dat maakt mensen bang. En de manier waarop de anarchistische beweging opkomt in de post-Franse en post-Amerikaanse revolutionaire context doet het lijken alsof ze veel bedreigender zijn dan andere kritische groepen, omdat ze zich niet aan de regels van het spel houden.
De vroege geschiedenis van de anarchistische praktijk raakt hierin verstrikt: wanneer anarchisten reageren op het repressieve geweld dat aan het eind van de 19e eeuw tegen hen wordt gebruikt, raken ze verzeild in die cycli van geweld en krijgen ze de reputatie dat ze precies datgene zijn wat ze zeggen niet te zijn. Het wordt gemakkelijk om te bewijzen dat anarchisten terroristische, agressieve, destructieve, nihilistische individuen zijn, simpelweg omdat je kunt wijzen op verschillende moordenaars en groepen die pleiten voor gewelddadige middelen om bestaande instellingen omver te werpen. Het beeld is vrij krachtig, en wordt in zekere zin bijna romantisch. Het trekt veel aandacht in de literatuur, en later in films, wat het helpt bestendigen. Het wordt erg moeilijk voor anarchisten om zich ervan te ontdoen; maar ze spelen er soms ook mee.
Is dit de reden dat het zeldzaam is geworden dat mensen, vooral publieke intellectuelen, zichzelf als anarchist omschrijven? Terwijl socialisme en communisme, ondanks hun even beladen geschiedenis, nog steeds door veel mensen openlijk worden gesteund?
Er zijn nog steeds publieke intellectuelen die zichzelf als anarchist bestempelen; Noam Chomsky is een van hen, of Naomi Klein – van wie ik niet zeker weet of ze heeft gezegd dat ze anarchist is, maar die duidelijk standpunten heeft ingenomen die anarchistisch zijn. Ze praat over anarchistische bewegingen, onderschrijft anarchistische praktijken. Er zijn dus mensen die zichzelf anarchist noemen. Er zijn zeker ook sociale bewegingen die zich anarchistisch noemen, of arbeidsorganisaties die vol zitten met mensen die zich anarchist noemen, ook al noemt de vakbond zichzelf niet zo. De Industriële Arbeiders van de Wereld (IWW), bijvoorbeeld, is in wezen een anarchistische vakbond als het gaat om haar leden, ook al hangt zij geen bepaalde ideologie aan. Zeker sinds de opkomst van de beweging voor sociale rechtvaardigheid (globaliseringsbeweging, vert.) aan het eind van de jaren negentig, is er een veel groter gevoel ontstaan dat de linkse basis gedefinieerd wordt door anarchistische ideeën. Er is nu een enorme literatuur over anarchisme; er zijn uitgevers en coöperatieve bewegingen die zichzelf anarchistisch noemen. Dus het is er, het bestaat, maar je hebt gelijk dat het niet erg publiekelijk bestaat, tenminste niet in de mainstream.
Hoe bent u geïnteresseerd geraakt in het onderwerp?
Toen ik een student was. Daarvoor was ik nog nooit in aanraking gekomen met anarchisme. Vrijwel alles werd gedefinieerd door marxisme, op de een of andere manier. Alle literatuur ging over het bepalen wat voor soort marxist je was. Er kwamen toen wat ongebruikelijke cursussen op de universiteiten, zoals feminisme. Ik raakte daarin geïnteresseerd, maar ik identificeerde me met geen van de marxistische groepen die op de universiteit actief waren.
Daarna heb ik een paar cursussen gedaan. Een ervan ging over het moderne Spanje, over de oorsprong en het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog en revolutie. Toen kwam ik voor het eerst in aanraking met de anarchistische beweging, en ik had nog nooit zoiets gezien. Ik werd aangemoedigd om na te denken over het dilemma waarmee de anarchistische beweging in de Spaanse context werd geconfronteerd: vecht je voor een revolutie, of compromitteer je de revolutie om een fascistisch regime te bestrijden? Ik maakte kennis met enkele van de anarchistische antwoorden op dat dilemma, en toen begon ik anarchistische literatuur te lezen.
Ik was vooral geïnteresseerd in politieke ideeën en politieke theorie, dus daarvoor had ik de conventionele cursus Machiavelli-tot-Marx gedaan, maar in mijn laatste jaar volgde ik een facultatieve cursus over politieke gedachten en teksten. Die werd geleid door een man genaamd William J. Fishman, die het al vele jaren doceerde, en hij was een anarchist. Hij was bevriend met Fermin Rocker, de zoon van de anarcho-syndicalistische theoreticus en activist Rudolf Rocker, die ook een Joodse-arbeidersorganisator was in Oost-Londen. De cursus was een kritiek op de socialistische en leninistische politiek. We keken naar allerlei literatuur waar ik nog nooit van had gehoord. Toen maakte ik kennis met het werk van Peter Kropotkin en Mikhail Bakoenin. Ik begon naar de Freedom Bookshop te gaan en die boeken te kopen, en geleidelijk raakte ik verslaafd. Toen kreeg ik de kans om me er verder in te verdiepen, en ik besloot om meer te weten te komen.
Ik denk dat dit vandaag de dag nog steeds het geval is: Ik heb tien jaar geleden politieke theorie gestudeerd, en hoewel we over socialistische denkers hebben geleerd en Proudhon kort hebben vermeld, hebben we volgens mij nooit Kropotkin of Bakoenin gelezen.
Het komt ook omdat anarchisten niet als grote theoretici worden beschouwd. Ze spelen met een aantal ongelooflijk complexe ideeën en ze houden zich ook bezig met veel van de mainstream politieke theorie, waaronder Rousseau, Hobbes, Marx, Machiavelli… Maar anarchisten zijn meestal essayisten, dus er is niet een enkel groot werk waar je gemakkelijk naar kunt wijzen en zeggen dat het de essentie van de theorie is. Er is geen Das Kapital, geen Communistisch Manifest. Dat maakt het erg moeilijk om het in een curriculum op te nemen. Want je moet niet alleen heel anders gaan denken en al je ideeën op de helling zetten om te zien waar anarchisten vandaan komen, maar er is ook niet één duidelijke tekst om dat te doen. En sommige zijn gemakkelijk belachelijk te maken: Bakoenin schreef die lange, ongestructureerde, ongeredigeerde verhandelingen; het is heel gemakkelijk om te zeggen dat het hem aan nauwgezetheid ontbreekt, dat het gewoon een tirade is. Maar ik denk dat dat een vergissing is.
Nu je hem toch genoemd hebt, laten we het eens hebben over je eerste keuze, namelijk Peter Kropotkins (1842-1921) artikel over anarchisme in de Encyclopædia Britannica, gepubliceerd in 1911. Weet je hoe hij de uitnodiging kreeg om dit artikel te schrijven?
Ik weet niet zeker wie hem uitnodigde, maar tegen 1911 was Kropotkin zeker een gevestigde waarde in literaire kringen. Hij werd verbannen uit Rusland, en bracht het eerste deel van zijn ballingschap door in Zwitserland en Frankrijk, waar hij naar de gevangenis werd gestuurd. Er werd een grote campagne gevoerd om hem vrij te krijgen, en hij kwam in het begin van de jaren 1880 naar Engeland. Hij stond bekend als een geograaf, een wetenschapper en een aristocraat. Er was zeker een negatieve pers tegen hem, maar hij had ook een basis van steun, en hij was goed geïntegreerd in sommige literaire kringen. Het is dus niet verwonderlijk dat men hem vroeg iets over anarchisme te schrijven voor de Britannica. Natuurlijk kan ik me niet voorstellen dat iemand als hij nu wordt gevraagd om een encyclopedisch artikel te schrijven. Het kan vreemd overkomen, maar eigenlijk was het begin van de 20e eeuw een andere tijd, en men beschouwde hem gewoon als een expert.
Er waren al een paar boeken over anarchisme gepubliceerd, een van de Oostenrijkse journalist Ernst Viktor Zenker, en een ander beroemd boek van de Duitse professor in de rechten Paul Eltzbacher. Het anarchisme kreeg dus aandacht, mensen probeerden uit te vinden wat het betekende. In zijn artikel noemt Kropotkin ook Leo Tolstoj, die tegen die tijd al veel had gedaan om anarchistische ideeën te promoten, ook al noemde hij zichzelf geen anarchist. Dus deze ideeën circuleerden, en werden in sommige kringen serieus genomen.
Het artikel van Kropotkin, en ik denk dat het daarom je eerste keus was, geeft een lange en precieze definitie van alles wat anarchisme is en zou kunnen zijn. Zijn allereerste zin definieert het als “De naam die gegeven wordt aan een principe of theorie van leven en gedrag volgens welke de maatschappij wordt opgevat zonder regering – harmonie in zo’n maatschappij wordt verkregen, niet door onderwerping aan de wet, of door gehoorzaamheid aan enig gezag, maar door vrije overeenkomsten die gesloten worden tussen de verschillende groepen, territoriaal en professioneel, vrij samengesteld ten behoeve van productie en consumptie, en ook voor de bevrediging van de oneindige variëteit van behoeften en aspiraties van een beschaafd wezen.” Later noemt hij het anarchisme de “linkervleugel van het socialisme”. Vind je dat een goede manier om het samen te vatten?
Lange tijd vond ik dit artikel over anarchisme in de Britannica nogal saai. Ik heb altijd de voorkeur gegeven aan zijn kortere en vroegere essays; zijn Appeal To The Young is een fantastisch stuk geschrift. Maar hoe meer ik het artikel lees, hoe beter ik het vind. In zekere zin is het hele artikel een definitie, en hij bekijkt het anarchisme vanuit veel verschillende perspectieven. Hij begint met het idee dat anarchisme gaat over vrije overeenkomst, en hij probeert uit te pakken wat ‘vrije overeenkomst’ betekent. Het is geen contract, het is elke vorm van overeenkomst die je vrijwillig aangaat; het is in zekere zin een heel liberaal idee. Maar hij ontneemt het elke vorm van autoriteit, door te zeggen dat vrije overeenstemming alleen van onderaf kan komen, en door te onderhandelen met je medemensen, met wie je samenleeft en met wie je standpunten deelt.
Vrije overeenstemming is wat je politiek bepaalt, en het is theoretisch verbonden met ideeën van vloeibaarheid en stroming. In anarchie bestaat er niet zoiets als een definitief akkoord, of een reeks regels waartegen we al het andere beoordelen. Het is een proces waar we aan beginnen. Dat is het uitgangspunt. Vervolgens legt hij uit dat dit idee er altijd al is geweest: we zien het bij de Grieken, in het oude Chinese denken, het is overal. Het werd in de moderne tijd uitgekristalliseerd door de organisatie van de Eerste Internationale. Vanaf de jaren 1860 zien we een politieke beweging die we anarchistisch kunnen noemen, die dit tijdloze idee van vloeibaarheid, flux en vrije overeenstemming neemt en het plaatst binnen de specifieke context van de strijd van arbeiders tegen uitbuiters. Hij heeft het ook over meesters en slaven, en overheersing.
In die zin zegt hij dat je het anarchisme links van het socialisme kunt plaatsen, omdat anarchisten geen mensen zijn die alleen maar de regering in handen willen krijgen en haar instrumenten willen gebruiken om gelijkheid tot stand te brengen; ze willen dit systeem volledig afschaffen dat reeksen regels en voorschriften oplegt waaraan je je praktijk altijd moet toetsen. Daarom is het links.
Als Kropotkin de geschiedenis van het concept doorneemt, heeft hij het over de pre-Socratische filosoof Zeno van Citium, hij noemt de Middeleeuwen, maar hij legt uit dat Pierre-Joseph Proudhon eigenlijk de eerste anarchist was. Bent u het daarmee eens?
Een van de dingen die ik goed vind aan dit essay is dat Kropotkin een onderscheid probeert te maken tussen het begrip ‘anarchie’ en de ideologie van het ‘anarchisme’. Er is een politiek van verzet en er is een idee, gebaseerd op de bewering van individuele soevereiniteit, dat toegeeft dat mensen in een sociale context geboren worden, maar dat uiteindelijk elke beslissing die ze nemen op hen zelf terug moet komen. Proudhon is belangrijk omdat hij de eerste is die het concept dat iedereen vreest, anarchie, gebruikt en positief definieert. Daarmee vormt hij de springplank voor de anarchistische beweging. Voor hem is anarchie niet, zoals de gangbare opvatting zou zijn, de corruptie van de democratie, het is iets dat we van harte moeten omarmen. Dat is een enorme uitspraak.
Kropotkin vraagt zich heel goed af wat anarchie betekent, in termen van vrijheid, vloeibaarheid en verandering. En wanneer Proudhon zichzelf een anarchist noemt, is dat precies waar hij het over heeft: de stroom van vrije krachten, en de manier waarop mensen met elkaar omgaan zonder tussenkomst van derden. Kropotkin citeerde graag de Franse utopische socialist Charles Fourier, die zei: “Neem een doos stenen en schud ze, en ze zullen zichzelf organiseren.”
U had het eerder over Hobbes en Rousseau. Denken anarchisten in zekere zin dat de mens van nature goed is, en dat ze zich ook zonder beperkingen en regels positief zullen gedragen?
Wanneer anarchisten zeggen dat individuen samenwerken, bedoelen zij niet dat zij noodzakelijk goed zijn, alleen dat zij samenwerken. Hun kritiek op zowel Hobbes als Rousseau is dat in hun gedachte-experimenten, mensen alleen zijn. En hun isolement bepaalt de voorwaarden voor hun overleving. Het betekent dat ze uiteindelijk met elkaar concurreren. Maar er zijn geen omstandigheden in de wereld waar mensen alleen zijn. Anarchisten zeggen dat wanneer mensen in omstandigheden leven waar de middelen beperkt zijn, hun beste optie is om samen te werken, omdat je door samenwerking veel meer kunt bieden dan als eenling. En samenwerking zal zijn eigen regels voortbrengen; het is niet aan iemand buiten dit kader om te beoordelen wat de regels zouden moeten zijn. De regels zullen in de loop van de tijd veranderen, en mensen zullen nieuwe praktijken aannemen, maar ze zullen altijd coöperatief zijn.
Laten we het even hebben over “Eigendom is diefstal”, het beroemdste citaat van Proudhon – en mogelijk van het anarchisme – maar misschien ook het meest verkeerd geïnterpreteerd. Wat bedoelde hij daarmee?
Proudhon maakt onderscheid tussen twee soorten eigendom: eigendom in gebruik, en eigendom als heerschappij. Als hij zegt dat eigendom diefstal is, heeft hij het over het grondwettelijke recht op exclusief eigendom. Als de grondwet iemand het recht geeft om exclusief land, arbeid of wat dan ook te bezitten, dan leidt dat noodzakelijkerwijs tot ongelijkheid, want we hebben beperkte middelen. Sommige mensen zullen eigenaar worden, en anderen zullen als gevolg daarvan onteigend worden. Het inzicht hier is dat er geen morele basis is voor individueel eigendom. In de wereld is alles van iedereen gemeenschappelijk; je moet een principe verzinnen om te rechtvaardigen waarom ik meer zou moeten hebben dan jij. En zodra je dat doet, zegt Proudhon, ontneem je ieder ander zijn eigendom. De bezitlozen worden voor alles afhankelijk van de eigenaren, om hun welzijn en levensonderhoud te behouden. En hoewel ze werken en produceren, moeten ze het grootste deel afstaan aan iemand anders. Dat is de diefstal. Maar dat betekent niet dat je niet iets kunt bezitten; mensen vragen vaak: ‘Kan ik dit nog steeds mijn tandenborstel noemen?’ Ja, dat kan je!
Een ander aspect dat Kropotkin noemt, omdat het deel uitmaakt van het anarchistische landschap, is de individualistische traditie van de Duitse filosoof Max Stirner. Die is vandaag de dag nog springlevend in ideologieën als het anarcho-kapitalisme. Noemen veel mensen zich anarchist zonder links te zijn?
Max Stirner is weer in zwang gekomen, grotendeels door het werk van mensen als de Britse politieke theoreticus Saul Newman over post-anarchisme. Stirner is altijd problematisch geweest voor socialistische anarchisten; in de Verenigde Staten zijn hij en andere individualistische anarchistische denkers overgenomen door anarcho-kapitalisten, en rechts-libertariërs met hun minimale staat. Het lijkt er dus op dat er een overlapping is, wat socialistische anarchisten altijd ontkennen.
Kropotkins behandeling van Stirner is echt interessant; hij is zeer positief over hem, zoals hij dat is over Friedrich Nietzsche. Hij zegt dat ze fantastische, ongelooflijk inspirerende literatuur hebben geproduceerd. Het grote idee van Stirner is dat je jezelf niet ondergeschikt hoeft te maken aan een groter ideaal dat je niet zelf hebt bedacht. In The Ego and His Own (Der Einzige und sein Eigentum) legt hij uit hoe individuen tot het aanvaarden van bepaalde principes worden gedwongen door groepen die zeggen dat zij een programma hebben dat voor de mensheid iets zal opleveren. Maar hij vraagt: wat is die mensheid? En waarom zou ik beperkingen moeten aanvaarden om dit programma te kunnen uitvoeren waarvan u beweert dat het iedereen ten goede zal komen? Op een bepaald moment schrijft hij dat de Franse Revolutie begon met het verklaren van de rechten van de mens, en eindigde met het afhakken van de hoofden van mensen. Die corruptie is iets waar we ons bewust van moeten zijn. Kropotkin zou zich daar volledig bij aansluiten. Het feit dat hij ook zegt dat anarchie gaat over het erkennen van de soevereiniteit van het individu, is een uitspraak over het belang van ieder van ons als individu.
Maar het verschil tussen hen is dat Stirner het individu abstraheert van elke vorm van sociale context, en daardoor elke vorm van sociale regeling als een beperking ziet. Kropotkin zegt dat je ons niet uit onze sociale context kunt halen, en dat betekent dat je moet nadenken over hoe je sociale relaties zo kunt organiseren dat individuen in staat zijn om normen, tradities, gewoonten, gebruiken aan te vechten. De fout die Stirner maakt is te zeggen: “Theoretisch gezien zal ik het individu losmaken van de sociale context; en normatief gezien zal ik daarom het recht van het individu bevestigen om elk doel te bereiken, tegen ieder ander.” Dat, zegt Kropotkin, is problematisch, omdat het aristocratisch is, competitief, en waarschijnlijk zal eindigen in een ongelijkheid gebaseerd op ‘macht heeft gelijk’. Het heeft geen oog voor het welzijn van minder bekwame, minder capabele, minder machtige, of gewoon andere mensen die niet op die manier willen leven. Ethisch gezien is dat een fundamenteel verschil tussen een socialist als Kropotkin, en individualisten als Stirner.
Dat gezegd hebbende, denk ik niet dat het feit dat anarcho-kapitalisten zich zijn erfenis toe-eigenen, ons ertoe moet brengen te zeggen dat al zijn ideeën noodzakelijkerwijs bezoedeld zijn. Ik denk bijvoorbeeld dat Stirner een aantal zeer interessante dingen te zeggen had over onderwijs.
Dat is een mooie overgang naar je tweede keuze, een boek van Eugenia C. DeLamotte over iemand anders die begon als een individualistische anarchist: Voltairine de Cleyre (1866-1912). Wie was zij, en waar schreef ze over?
Zij was een Amerikaanse schrijfster en dichteres, maar zij kwam aanvankelijk als vrijdenker in de anarchistische beweging terecht. Ze werd door haar vader Voltairine genoemd, naar de Franse Verlichtingsfilosoof Voltaire. Ze wordt opgevoed in een traditie van vrijdenken, en haar anarchisme draagt een aantal kenmerken daarvan: ze bekritiseert de Kerk, ze leest Thomas Paine, ze is ondergedompeld in een Amerikaanse republikeinse traditie. Ze begint als onderwijzeres in Philadelphia, maar voor haar en veel andere anarchisten in die tijd komt er een belangrijk keerpunt met de executie van de Haymarket-anarchisten in 1887.
De jaren 1880 in Amerika, met name in Chicago, was een periode van intensieve arbeidersstrijd. Arbeiders voerden campagne voor de 8-urige werkdag en organiseerden grote arbeidersprotesten, die met ongelooflijk geweld werden neergeslagen door particuliere Pinkertonlegers, die werkgevers inhuurden en tegen arbeiders inzetten. Anarchistische groepen waren zeer actief in Chicago. Er was een toestroom geweest van Duitse immigranten die de Oude Wereld wilden ontvluchten en ruimte voor zichzelf wilden vinden in de Nieuwe Wereld, om vervolgens te ontdekken dat ze niet veel anders waren als het ging om repressie. Velen van hen hadden de Parijse Commune en de Duitse eenwording meegemaakt; ze hadden de opkomst van de staat gezien, en de manieren waarop het onderwijs op snode manieren werd uitgebreid. Ze kwamen in een Amerikaanse context en ontdekten dat Amerika niet het “land van de vrijheid” was. Dus begonnen ze zich te organiseren, vooral rond de beweging voor de 8-urige werkdag.
In 1886 vond op Haymarket Square in Chicago een demonstratie plaats. Er werd een bom gegooid en verschillende mensen werden gedood. Maar de belangrijkste gebeurtenis is wat er na de demonstratie gebeurde: een aantal anarchisten werd opgepakt, gewoon omdat ze anarchisten waren. Zij werden berecht; de jury stond vast, het proces was volstrekt oneerlijk, iedereen kon zien dat het een corrupt proces was, aangezien er geen specifiek bewijs tegen de beschuldigden was. Een van de veelzeggende kenmerken van het proces is dat de anarchisten de ruimte kregen om zichzelf te verdedigen, en wat zij deden was lange verklaringen afleggen om hun anarchistische overtuigingen te rechtvaardigen. Albert Parsons, die werd beschouwd als de meest welbespraakte van de mannen die terecht stonden, hield een toespraak voor de jury die acht uur duurde. Dit zijn ongelooflijk krachtige verklaringen.
Er volgde een lange reeks beroepen en het proces werd in die tijd een internationaal cause célèbre, maar uiteindelijk werden vijf ter dood veroordeeld. Eén pleegde zelfmoord voor de executie, en de andere vier werden opgehangen. Enkele jaren later werd het vonnis vernietigd, het proces werd erkend als volkomen corrupt en oneerlijk, maar tegen die tijd was het voorbeeld van de Haymarket-anarchisten een van de slogans van de vroege anarchistische beweging geworden. Juist op het moment dat het anarchisme zich begon af te zetten tegen andere vormen van socialisme, met name het marxistisch socialisme, hadden anarchisten een reeks mensen met wie ze zich konden identificeren, verklaringen die uitlegden wat anarchisme was, en een jaarlijks feest dat mensen samenbracht. Al deze zaken droegen bij aan het vastleggen van het anarchistische standpunt.
Door deze gebeurtenissen begon Voltairine de Cleyre zichzelf te zien als deel van de beweging. Ze nam de anarchistische zaak op zich, niet alleen in haar dagelijks leven, maar ook door essays te schrijven, uit te komen voor de Mexicaanse revolutie, en de Amerikaanse koloniale overheersing aan de kaak te stellen. Een andere reden waarom ik haar heb gekozen is dat ze schrijft over wat anarchisme betekent voor alledaagse sociale relaties; ze schrijft een serie over wat zij ‘seksslavernij’ noemt, en over de kwestie van het huwelijk. Ze noemt zichzelf geen feministe, omdat feminisme op dat moment vooral wordt geassocieerd met vrouwen die strijden voor het kiesrecht; maar ze is een van de krachtigste stemmen voor wat nu anarchistisch feminisme zou worden genoemd.
Was zij, net als haar tijdgenoot Emma Goldman, tegen vrouwen die streden voor kiesrecht?
Hun algemene opvatting was dat de campagne voor het kiesrecht een zinloze strijd was. De anarchisten hadden deze discussie al gevoerd met de marxistische sociaal-democraten, in het kader van de arbeidersemancipatie. Zij hadden al het algemene standpunt ingenomen dat je geen macht kunt winnen door mee te doen aan verkiezingen in representatieve instellingen, omdat je dan door die macht wordt opgeslokt. Je kunt geen fundamentele veranderingen teweegbrengen door je in deze instellingen te begeven, omdat de instellingen zelf zo zijn geconstitueerd dat je actieradius wordt beperkt. Dus het enige wat je kunt doen is erbuiten werken. De anarchistische vrouwen, waaronder de Cleyre en Goldman, maken hetzelfde argument, door in feite te zeggen: je kunt strijden voor het stemrecht, of voor bepaalde rechten, zoals naar de universiteit gaan, maar in wezen zal dat niets veranderen aan de afhankelijkheid die binnen het systeem bestaat, door middel van huwelijkswetten, en je structurele ondergeschiktheid aan mannen. Dat moet je ter plekke bestrijden.
In haar essay ‘Direct Action’ (Directe Actie) schrijft de Cleyre dat het verschil tussen anarchisten en de mensen die strijden voor het kiesrecht is dat zij anarchistische tactieken gebruiken, maar alleen instrumenteel. Ze hebben niet echt getekend voor zelfbevrijding, maar alleen voor protest. Ze veroordeelt de voorvechters van het kiesrecht niet, maar ze zegt dat de enige manier waarop je je rechten echt kunt veiligstellen is door voortdurend directe actie te voeren, op dagelijkse basis. In het essay “The Gates of Freedom” schrijft ze: “Zij hebben rechten die ze durven te handhaven.” We kunnen sociale systemen beoordelen aan de hand van de rechten die ze aan mensen toekennen, maar uiteindelijk ligt de waarde van rechten in de uitdaging die de onderdrukten aangaan in hun strijd voor gerechtigheid, niet in het genoegen nemen met een aantal regelingen.
U zei dat de Cleyre begon als vrijdenker, en dat zij probeerde kritiek te leveren op veel sociale constructies, waaronder het huwelijk, religie, schoonheid, seksualiteit, met dit idee om de populaire opinie en vooropgezette denkbeelden te weigeren. In die zin lijkt zij in de voetsporen te treden van John Stuart Mill, en diens idee dat er een intrinsiek voordeel schuilt in het toestaan van vrije gedachtevorming, waarbij de manier waarop wij leven steeds opnieuw ter discussie wordt gesteld, en wij vrijwillig kunnen kiezen of wij de dingen willen houden zoals ze zijn.
Het is interessant dat je John Stuart Mill noemt, want net als Mill werd Voltairine de Cleyre geïnspireerd door de Engelse filosofe Mary Wollstonecraft. Beiden namen die republikeinse afwijzing van overheersing als toetssteen voor hun politiek. Als je nadenkt over tirannie en de manier waarop heerschappij werkt om mensen dienstbaar te maken, hen te onderwerpen en hun verbeelding te beperken, dan is er een overeenkomst tussen wat de Cleyre zegt en wat Mill zegt in On Liberty, over het aanmoedigen van diversiteit en mensen anders laten denken, hun eigen interesses en verlangens laten nastreven, hun eigen wegen laten volgen. Dit streven wordt anarchistisch als het in een bepaalde richting duwt. Als je principe zegt: “Laten we elk soort verlangen volgen en zien waar het ons brengt”, dan is dat iets anders dan de anarchistische afwijzing van uitbuiting en overheersing. Vrij denken is belangrijk, maar niet alles mag – zoals het voor Mill ook geldt. Er is een ethiek.
Later in haar leven noemde ze zichzelf een “anarchist zonder toevoegingen”, wat ons brengt bij het onderwerp van de vele “toevoegingen” die bij anarchisme horen. Denkt u dat het deels door dit streven naar vrij denken komt dat het anarchisme een politieke theorie is met zoveel subgroepen?
Het betoog zelf komt na een verschuiving binnen het anarchisme, waar Kropotkin deel van uitmaakt, maar ook Errico Malatesta en andere Italiaanse anarchisten. Na het uiteenvallen van de Eerste Internationale beginnen de anarchisten zich apart te organiseren. Veel anarchisten komen uit Proudhonistische en Bakoeninistische tradities, en de dominante gezindheid in die tijd is wat men collectivisme noemt, wat dan steeds meer wordt opgevat als een principe van verdeling naar gelang van de arbeid.
Het argument van Kropotkin was dat dit problematisch is, omdat het een vorm van eigendom impliceert, en hij vindt dat als anarchisten consequent willen zijn, ze zichzelf communisten moeten noemen. Hij en anderen vochten tegen het idee van communisme dat voortkomt uit de Franse Revolutie, waar communisme wordt opgevat als een regeringssysteem, sterk gecentraliseerd en gepland, geërfd van het Jacobinisme via mensen als Gracchus Babeuf en andere utopisten. Kropotkin zegt in feite dat communisme slechts een principe is van verdeling naar behoefte en dat dit de meest veilige basis is voor anarchie omdat het het ontstaan van economische ongelijkheid en overheersing remt.
Naarmate de beweging verschuift en Kropotkin het pleit wint, wordt het communisme de overheersende stroming binnen het anarchisme. Maar er waren groepen in het veld, vooral in Spanje waar de Bakoeninistische tradities diep geworteld waren, die vroegen: “Waarom zouden jullie degene zijn die ons vertellen hoe we onze zaken moeten regelen? Het kan best zijn dat we een vorm van eigendom willen erkennen. Als anarchisten moeten we de flexibiliteit hebben om dat ter plekke te bepalen. Zo ontstaat er een beweging binnen het Spaanse anarchisme, die zegt dat om consequente revolutionairen te zijn, het volk al zijn relaties moet kunnen bepalen, ook de economische. In plaats van zich communisten of collectivisten te noemen, noemen zij zich “anarchisten zonder toevoegingen”. Voltairine de Cleyre was het daarmee eens.
De reden dat er zoveel subgroepen ontstaan – zoals eco-anarchisme, anarcha-feminisme, anarcho-syndicalisme – is dat de beweging de neiging heeft zich te ontwikkelen door haar praktijken, en door veranderingen in de politieke omstandigheden. Nadat het anarchisme op het toneel is verschenen, is het mogelijk het label te verbinden aan een specifiek probleem of een specifieke campagne, zoals patriarchaat, economische duurzaamheid, degrowth, enz. In elke groep kan men een meer of minder anarchistisch standpunt innemen. Binnen de milieubeweging noemt men zich eco-anarchist om uitdrukking te geven aan een afwijzing van hiërarchie. Daarmee pikken ze stukjes van de anarchistische traditie op. Het vormt allemaal een soort familie, en het helpt om een gemeenschappelijke basis op te bouwen.
Denkt u dat het anarchisme verwarrend kan worden als je die ideeën voor het eerst benadert, en je al die subgroepen en bewegingen ontdekt?
Mogelijk, maar als je denkt aan andere tradities zoals het marxisme, dan kon je ook een stalinist, een leninist, een trotskist, een Lukácsist, enz. zijn. Maar ze hebben namen, wat het op de een of andere manier toegankelijker maakt.
Uw derde keuze was het essay The Slavery of Our Times (De slavernij van onze tijd) van Leo Tolstoj (1828-1910). Hij werd vaak bestempeld als een christen-anarchist – nog zo’n adjectief – maar zoals je al eerder zei heeft hij zichzelf nooit zo genoemd.
Dat klopt, maar hij werd door anarchisten over de hele wereld opgepakt. Hij is de meest vertaalde anarchist in China en Japan, bijvoorbeeld, en had een grote invloed op Mahatma Gandhi in India.
Wat is historisch gezien de relatie tussen anarchisme en religie? Intuïtief zou je een zeer vijandige benadering verwachten, gezien de geschiedenis van overheersing door de Kerk.
Het is inderdaad zeer problematisch. Zeker in Europa, en vooral in plaatsen als Frankrijk en Spanje met een sterke katholieke kerk, is de anarchistische beweging van oudsher antiklerikaal en vijandig tegenover religieuze controle over de samenleving, vooral in het onderwijs. Het is in Spanje dat Francisco Ferrer probeerde zijn Escola Moderna op te zetten in strijd met de kerk…
Het argument dat mensen als Bakoenin daartegen inbrengen is echter dat het niet zozeer om de kerk zelf gaat, maar om de manier waarop bepaalde ideeën over de slechtheid en het onvermogen van de mens in onze manier van denken worden gestructureerd. En dat gebeurt niet alleen door de kerk, maar ook door statisten. Seculiere politiek werkt meestal volgens dezelfde logica als de kerk: mensen moeten geperfectioneerd worden, en dat kan alleen door ethische instellingen. Bakoenin noemde dit politieke theologie.
Als je tegen politieke theologie bent, ben je waarschijnlijk ook een antiklerikaal, maar het is mogelijk je een religieuze praktijk voor te stellen zonder theologie. Ik denk dat dat echt is waar anarchisten zitten, ook Tolstoj. Zijn geloof is niet gebaseerd op het opleggen van externe regels. In The Slavery of Our Times schrijft hij dat je geen vrije overeenkomst kunt hebben als je voortdurend wordt bedreigd door een of andere straf, in deze wereld of in het hiernamaals. Geloof gaat over het mobiliseren van het goede in jezelf en anderen om zo een beter leven te leiden.
Ongetwijfeld zullen sommige anarchisten zeggen dat ze dat niet kunnen aanvaarden, omdat het de idee van een goddelijkheid toelaat, wat tegen hun principes ingaat. Maar ik denk dat er binnen het anarchisme ruimte is voor geloof. Zeker binnen hedendaagse anarchistische bewegingen, vooral die welke geïnteresseerd zijn in dekolonisatie en in het vinden van solidariteit met inheemse groepen, is er veel meer ruimte om na te denken over verschillende geloofssystemen en manieren waarop die elkaar kunnen kruisen, overlappen, en toch resonantie vinden met de anarchistische praktijk.
Het boek zelf is een pamflet van Tolstoj’s opvattingen over de situatie van arbeiders in de 19e eeuw, wat er aan gedaan moet worden, en waarom we er niet op kunnen vertrouwen dat de staat die dingen doet. Hij begint met verschillende beschrijvingen van mannen en vrouwen die vreselijk lang werken, soms 36 uur achter elkaar voor bijna geen geld, en die in overbevolkte, ongezonde onderkomens wonen. Hoewel het vandaag de dag voor veel mensen in de wereld nog steeds erg slecht is, zijn de arbeidsomstandigheden in Europa sindsdien aanzienlijk verbeterd.
Denkt u dat het anarchisme om die redenen in de 19e eeuw zijn Gouden Eeuw beleefde, maar dat het moeilijker is geworden om massa’s te mobiliseren tegen het staatssysteem sinds de levensomstandigheden over het algemeen zijn verbeterd?
We laten ons gemakkelijk verleiden te denken dat dit soort ontberingen niet bestaan. Op een gegeven moment schrijft Tolstoj dat we ‘gehypnotiseerd’ zijn. En hij zegt ook dat we worden ‘omgekocht’ door de goederen die voor ons beschikbaar zijn gekomen. Voor hem is een van de tekortkomingen van het socialisme te denken dat we alleen maar de controle over de productiemiddelen hoeven over te nemen, en dat iedereen dan alles kan hebben wat de rijken nu hebben. Tolstoj vindt dat belachelijk; als je echt anarchistisch wilt leven, zul je eraan moeten wennen om heel anders en binnen je mogelijkheden te leven. Voor ons vandaag is dat misschien leven binnen de grenzen van onze ecologische middelen; voor Tolstoj betekende het wat beschikbaar was in een plattelandsgemeenschap via lokale productie.
We hebben nu veel precariteit, en andere problemen dan Tolstoj in zijn tijd kende: angst, depressie, stress, verveling, delinquentie, en al die dingen waar latere anarchisten het over hebben, zoals Paul Goodman in de jaren zestig. Dat zijn nog steeds omstandigheden van slavernij. Tolstoj zegt dat het niet alleen een metafoor is; dit is gewoon echt gaande. Kras door de oppervlakte en je ziet het. En je komt er niet van af zolang je de fundamentele manieren waarop we leven niet verandert. Een van de redenen waarom ik het essay koos, is de manier waarop hij het als een verhaal opzet. Je wordt meegenomen in dit gesprek tussen arbeiders, en je kunt je voorstellen dat dat vandaag de dag nog steeds in een andere context gebeurt.
Denkt u dat de Bullshit Jobs waar David Graeber – een ander voorbeeld van een hedendaagse anarchistische intellectueel – over schrijft, een moderne vorm van slavernij zouden zijn? In de zin dat het doel van je dagelijkse werk je wordt ontnomen?
Slavernij is de relatie die je dwingt te werken voor het overleven. Tolstoj leeft in een tijd waarin de slavernij in Amerika is afgeschaft, en in Rusland twintig miljoen lijfeigenen zijn geëmancipeerd. En toch zegt hij: het is allemaal een illusie. Er is geen echte vrijheid. De geëmancipeerde lijfeigenen zijn gedwongen schulden te maken, om de meesters te dienen die hen vroeger volledig in bezit hadden. Dat is precies wat David Graeber betoogt: schuld is de basis waarop we tot slaaf gemaakt zijn. Tolstoj vraagt zich af wat het verschil is tussen ‘slaaf Jan’, die vroeger gedwongen was de beerput van zijn meester schoon te maken, en ‘arbeider Jan’, die op basis van een vrij contract kan weigeren de beerput van zijn werkgever schoon te maken, maar wiens plaats kan worden ingenomen door een willekeurig aantal arbeiders die bereid zijn het werk te doen. Het is nog steeds een slavernijrelatie, gebaseerd op overheersing. Wat veranderd is, is het principe van het eigendom.
Uw vierde boek is Autonomy, Solidarity, Possibility (Autonomie, Solidariteit, Mogelijkheid), een verzameling geschriften van de Britse anarchist Colin Ward (1924-2010). Hij werd beschouwd als een van de grote anarchistische denkers van de 20e eeuw.
Colin Ward begon anarchistische literatuur te lezen tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog; hij was geen gewetensbezwaarde. Hij werd opgeroepen om te getuigen toen anarchisten terechtstonden wegens opruiing, omdat hij zelf een pamflet had gelezen dat opruiend zou zijn geweest. Dat was zijn entree in het anarchisme. Tien jaar lang was hij redacteur van het tijdschrift Anarchy, en hij werd de leidende stem van wat hij soms het pragmatisch anarchisme noemde. Hij was geïnteresseerd in de vraag hoe, in een andere naoorlogse wereld, de ideeën van historische anarchisten nog steeds konden worden toegepast en constructief gebruikt door middel van sociaal beleid en de instellingen die we hebben, om de samenleving te ‘anarchiseren’. Dat was zijn echt belangrijke bijdrage.
Hij was een zelfopgeleide, zeer belezen man, met een achtergrond in lokale planning. Veel van wat hij zegt, ligt op het snijvlak van politiek, sociologie en stedenbouw. Er is een licht nostalgisch gevoel over sommige van zijn geschriften. Hij schrijft over Engeland op een manier die weinig mensen sinds George Orwell hebben gedaan; een plaats die is gecreëerd door gemeenschappelijke actie van onderop. Hij heeft het niet over activistische bewegingen, maar over mensen die zich in hun dagelijks leven gedragen op een manier die het terrein van de vrijheid vergroot, tegen gezag en centrale controle in.
Colin Ward overleed in 2010. Hoe zou je de anarchistische beweging sindsdien beschrijven, in de 21e eeuw? Waar kun je die vinden? Is het in de vele sociale bewegingen die de jaren 2010 hebben gekenmerkt?
Veel analisten van sociale bewegingen zouden je vertellen dat groepen voor sociale rechtvaardigheid, bewegingen voor het innemen van de pleinen, Occupy, al deze grote bewegingen van de afgelopen jaren anarchistisch zijn geweest. Vooral bij Occupy, waar Wall Street de aanzet gaf tot een wereldwijde beweging, waren anarchisten direct betrokken, onder wie David Graeber. Er zijn veel van die gefragmenteerde sociale groepen, maar het anarchisme bestaat ook uit de mensen die de kansen grijpen zoals zij die zien: krakersbewegingen, precaire arbeiders, inheemse mensen, no-border bewegingen, feministen, enz. Ik zou zeggen dat het anarchisme vandaag de dag de bezielende kracht is, zoals toen ik student was, het marxisme de bezielende kracht was. De ideeën van leiderloosheid, wederzijdse hulp, horizontalisme, zijn tegenwoordig de standaard van de meeste vormen van activisme, en ze komen voort uit een anarchistische inspiratie.
Een van de vaakst besproken aspecten van het anarchisme vandaag de dag, vooral in de mainstream media, zijn de meest radicale delen ervan, zoals de Black Bloc-groepen of het Onzichtbare Comité in Frankrijk. Zijn dat de overblijfselen van anarchisten die nog steeds hopen op een revolutie?
Ik denk dat het idee van revolutie vandaag waarschijnlijk minder prominent is dan op enig ander moment in het verleden. In zekere zin is dat jammer, want het begrip revolutie is soms teruggelezen in historische bewegingen om ze in diskrediet te brengen. Als je kijkt naar de manier waarop mensen als Voltairine de Cleyre over revolutie dachten, dan gaat het niet per se over barricades.
Ik ben er niet zeker van dat mensen die in zwarte-blokgroepen gaan zichzelf zien als revolutionairen. Er is zeker een cultuur binnen de black bloc groepen, maar die wordt niet bepaald door geweld als zodanig, maar door woede, verzet, en een bepaald idee van wat protest inhoudt. Het is altijd gemakkelijk om naar de belangrijkste gebeurtenissen te kijken en te denken dat die mensen gewoon irrationele gekken zijn. Het mooie van black bloc is dat iedereen black bloc kan zijn, en niemand zal het weten. Je sluit je aan bij een groep mensen en je voelt de kracht daarvan, zonder dat iemand het regisseert.
Dit doet me denken aan Anonymous, een andere beweging die de laatste jaren soms als anarchistisch wordt bestempeld. Het is waarschijnlijk moeilijker om dat te beweren, omdat er veel verschillende mensen aan hebben deelgenomen, met een breed scala aan politieke opvattingen. Maar denkt u dat de middelen die zij gebruiken, en de leiderloze vorm die de beweging aanneemt, op zijn minst een anarchistisch element in zich heeft?
Er zit inderdaad een anarchistisch element in, en het is interessant omdat er ook binnen Anonymous discussie is geweest over de ethiek van wat er gedaan wordt, en over de mate waarin acties juist gericht en goed opgezet moeten zijn. Nogmaals, groepen kunnen anarchistisch van vorm zijn, maar ook meer of minder anarchistisch van zichzelf.
De vijfde keuze tenslotte is een recenter academisch boek van de onderzoekers Steven Hirsch en Lucien van der Walt: Anarchism and Syndicalism in the Colonial and Postcolonial World. Waarom koos u dit als belangrijke lectuur?
Ik wilde de breedte van het anarchisme laten zien, en van het werk dat er nu over wordt gedaan. Dit is een ongelooflijk belangrijk boek, in de zin van het rechtzetten van sommige mythes over het anarchisme als een beweging die schematisch haar glorie beleefde in Spanje, werd verpletterd, terugkwam in 1968, en voortdurend door die golven gaat. Een van de zeer overtuigende argumenten die ze maken is dat het problematisch is om het anarchisme zo te zien binnen een Europese context, maar het is zeker misleidend en onjuist als je kijkt naar het anarchisme in een mondiale context. Ze zijn niet alleen geïnteresseerd in het belichten van gebieden van de wereld buiten Europa waar het anarchisme een enorme aanwezigheid had in zowel stedelijke als landelijke bewegingen, maar ook in het opbouwen van een beeld van de netwerken waarlangs het anarchisme heeft geopereerd.
Als je dit boek leest, krijg je een veel beter idee van hoe kleine groepen, en soms handvol individuen, daadwerkelijk belangrijke bewegingen hebben opgebouwd in gebieden waar mensen misschien normaal gesproken niet denken dat het anarchisme aanwezig was. Argentinië, Cuba, China, Egypte, Zuid-Afrika, ze worden allemaal genoemd en bestudeerd. Dit is een netwerk van arbeidersbewegingen die zich voedden met gemeenschappelijke ideeën, en die zich organiseerden in lokale contexten om lokale strijd op bepaalde manieren te voeren. Op deze manier is het mogelijk het anarchisme te zien als een veel belangrijkere kracht voor verandering dan in het Europa van vandaag gebruikelijk is. Anarchisme is niet alleen een fenomeen uit het verleden; het boek laat zien hoe het blijft doorklinken in het heden.
Zijn er, behalve Spanje in het begin van de 20e eeuw, andere plaatsen in de wereld geweest waar het anarchisme is beproefd?
Het voorbeeld waar men nu over spreekt is Rojava, de Democratische Federatie van Noord-Syrië, waar de ideeën van de Amerikaanse sociaal theoreticus Murray Bookchin zijn opgepakt om na te denken over alternatieve, niet-staatsrelaties binnen een ongelooflijk diverse etnische bevolking. Het bevindt zich in zekere zin in een vergelijkbare situatie als Spanje, omdat er zoveel vijanden van deze revolutie zijn dat het met de rug tegen de muur staat. Maar desondanks heeft het gewerkt. Er zit een ongelooflijk dynamische feministische stroming in, het is horizontalistisch, het is ingewikkeld, het is anarchistisch.
Het is altijd lastig om over voorbeelden te praten, want hoewel deze gevallen en momenten belangrijk zijn, is een van de punten die Hirsch en Van der Walt naar voren brengen dat wat het anarchisme echt doet, is een constante druk op de grond handhaven, om strijd en bewegingen anders te organiseren. Deze lokale bewegingen waren een doelbewuste poging om de macht binnen het collectief te houden, en die niet op te geven voor een stel deals met politici, vooral voor arbeidersgroepen gold dat. Het is een veel breder type strijd, een strijd die rekening houdt met de manier waarop de lokale gemeenschappen van die arbeiders moeten en willen functioneren.
Denk je dat het, net als bij andere bewegingen zoals genderstudies of feminisme, lang geduurd heeft voordat het anarchisme zaken erkende die buiten Europa en de Verenigde Staten gebeurden?
Ja, dat is zo, en dat komt deels door de manier waarop academische studies werken. Het is moeilijk om binnen een universitair systeem ruimte te vinden voor anarchisme, en de weinige mensen die het voorrecht hebben om zich met die zaken bezig te houden, zullen eerder geneigd zijn om eerst naar hun eigen bewegingen te kijken. Er zijn al heel lang lokale studies van anarchistische bewegingen, maar wat ongewoon is aan dit boek is dat het niet alleen nadenkt over verschillende nationale geschiedenissen, maar ook over transnationale bewegingen. De groep meertalige wetenschappers die het geschreven hebben, hebben hun ervaringen en inzichten kunnen delen om een beeld op te bouwen van wat anarchisme over de hele wereld is. En dat is logisch, want hoe kun je een beweging die grenzen en staten wil afschaffen in zekere zin begrijpen als dat niet wereldwijd gebeurt?
Interview door Edouard Mathieu voor website Five Books
Overgenomen van GlobalInfo
Ruth Kinna
Ruth Kinna is hoogleraar Politieke Theorie aan de Loughborough University, werkzaam bij de vakgroep Politiek, Geschiedenis en Internationale Betrekkingen. Zij houdt zich bezig met de geschiedenis van ideeën, met als specialisatie het negentiende-eeuwse en vroeg-twintigste-eeuwse socialistische gedachtegoed en de hedendaagse radicale politiek, in het bijzonder het anarchisme. Sinds 2007 is zij redacteur van het tijdschrift Anarchist Studies. Ze heeft regelmatig bijgedragen aan het in Londen gevestigde STRIKE! Magazine, en was een discussiant op BBC Radio 4’s Ideas in Our Time en BBC Radio 3’s Nightwaves.