Dit stuk is eerder geplaatst op de website van socialisme.nu
Op 1 juli 1863 schafte Nederland, als één van de laatste Europese landen, de slavernij af. Ook met het erkennen van de kwalijke rol van het bedrijfsleven was Nederland rijkelijk laat. Om niet alleen de afschaffing te vieren, maar ook de 250 jaar te herdenken dat Nederlanders mensen handelden en als goederen hielden, is er jaarlijks op 30 juni een herdenking van dat slavernijverleden.
Door Karwan Fatah-Black
Nederlandse compagnieën verkochten ruim 600.000 mensen in Amerika, voornamelijk het Caribische gebied. Deze mensen, afkomstig uit verschillende delen van Afrika, werden onder dreiging van geweld te werk gesteld op plantages. Ze waren veelal in het Afrikaanse achterland tot slaaf gemaakt, waarna ze door handelaren gekocht en verkocht konden worden. Niet alleen in het Atlantische gebied leunde de Nederlandse economie op onvrije arbeid, ook in Azië en in Oost-Europa werd door onvrije mensen geproduceerd voor de Nederlandse markt. De trans-Atlantische slavernij is echter het voorbeeld dat (voor de goede verstaander) de meest zichtbare sporen heeft achtergelaten in de huidige maatschappij.
Terwijl de economie van de Nederlandse Republiek in de achttiende eeuw maar moeilijk mee kwam met de omringende economieën, zat flinke groei in de Surinaamse en West-Indische plantageproductie. Dit leverde groot enthousiasme op bij investeerders waardoor er steeds opnieuw veel geld vrij kwam om in het slavernijsysteem te stoppen. De economie van de Republiek kreeg een regionale specialisatie. Het eiland Walcheren werd het slavenhandelaarsgebied bij uitstek. Honderden schepen voeren uit naar de Afrikaanse kust om mensen te kopen. In Amsterdam specialiseerde men zich meer in de verwerking van producten. Veel suikerbakkerijen raffineerde de ruwe suiker en verkochten die door naar het achterland. De slaven werden veelal gekocht in ruil voor textiel of wapens, wat een impuls gaf aan deze industrieën in de Nederlandse steden. Het enthousiasme over deze dynamiek maakte mensen blind voor het menselijk lijden dat achter de handel en consumptie van suiker, koffie, tabak en katoen schuil ging.
Wat hier verandering in bracht waren slavenopstanden. Door massaal te vluchten van de plantages in Suriname, en vanuit de bossen strijd te leveren tegen het plantagesysteem kwam er grote druk te staan op de winst en daarmee het enthousiasme over de plantageproductie. Er moest wel erg veel geïnvesteerd worden in verdedigingswerken en de aankoop van nieuwe slaven. Ook begon men zich af te vragen of al dit vluchten er misschien mee te maken had dat slaven slecht behandeld werden.
In het oorlogsverslag van John Gabriel Stedman die tegen de Marrons (gevluchte slaven) in Suriname vocht kon men hier eind achttiende eeuw over lezen. Het idee dat slavernij in alle gevallen een fout systeem was, was nooit verdwenen, maar rond de tijd van de Franse en Haïtiaanse Revolutie ontstond er een eerste golf van abolitionisme in Europa. Frankrijk schafte (tijdelijk) de slavernij af. Ook bij het vaststellen van de grondwet van de Bataafse Republiek (in Nederland naar Frans model) vroeg de radicaal democratische stroming zich hardop af of men de afschaffing van de slavernij ook in de grondwet kon zetten. Na de revolutionaire opleving rond 1800 werd het echter weer lange tijd stil. Het zou nog tot 1863 duren voor in Nederland de slavernij in de koloniën afgeschaft werd. Na de afschaffing van 1863 werden de voormalige slaven verplicht om tien jaar bij hun oude meester te blijven werken terwijl de eigenaren compensatie kregen voor de door hun geleden schade, zij verloren immers bezittingen door de afschaffing.
Winsten uit de West maakte mensen in Nederland blind voor de gruwelijke kanten van de slavernij. Men was te ver weg van het geweld om zich in te kunnen leven. Zelden kwamen politici en denkers uit zichzelf op het idee dat het misschien niet zo’n goed idee was om mensen als slaaf te houden, en als ze wel op dat idee kwamen dan werden de bezwaren van vrijlating als onoverkomelijk gezien. De afschaffing van slavernij werd op de agenda geduwd door de sociale strijd, zowel door slaven zelf als door campagnes van onderaf. Dat het gelukt is om de slavernij af te schaffen moet nog steeds gevierd worden, net zoals het herdacht moet worden dat Nederland door winsthonger in dit verleden een kwalijke rol heeft gespeeld.
Voor informatie over de herdenking & viering van de afschaffing van slavernij, zie de site van het Keti Koti Festival.
Teken de petitie om het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) te behoeden voor bezuiniging:
Wat betreft slavernij is er niets veranderd sinds Rutje 1 met zijn gedoger ,zij hebben het opnieuw ingevoerd onder de noemer vrijheid…..van … de rijke.
Ik wacht nog steeds op de dag dat we kunnen zeggen dat er geen slavernij in Nederland meer is.
Liefst in de wereld, maar zo oud hoop ik niet te worden.
Nou het is nu tenminste duidelijk geworden: we zijn hier allemaal nette mensen, maar voor geld doen we gewoon werkelijk alles! 🙂
Nu effe serieus: waarom moet je met zo’n artikel altijd de brave blanke mensen zwart maken? 🙂
Waarom die slaven/allochtonen deden niet wat ze moesten doen – gewoon integreren?
Gewoon een “netwerkje” zoals we Nederlanders allemaal doen, opbouwen? hé?
Waarom gingen ze niet als in onze cultuur altijd hoort, “netwerken” doen?
Ok, het is wel een vorm van nationale maffia maar hield ze iemand tegen?
Of lieten we en laten we alleen onze mensen binnen. De rest moet slaafs volgen, toch?