Een interessante verkenning van linkse opties in de Europese verkiezingen komt van Loren Balhorn, Amerikaan, wonend in Berlijn en schrijvend voor Jacobin. Links is versplinterd en geen van zijn projecten heeft een helder idee hoe Europa veranderd kan worden, vindt hij.
Relevantie
Ondanks haar pretenties is de EU niet bepaald een democratische instelling – ik noem het een nepdemocratie; weliswaar zit ze op een schaal die loopt van dictatuur naar democratie meer aan de democratische kant, maar de invloed van de belangen van het grote kapitaal is er gigantisch. Toevallig heeft schrijver Thomas Fazi een dag eerder, eveneens op Jacobin, het democratisch gebrek van de EU nauwgezet in kaart gebracht. Balhorn merkt op dat het democratisch tekort ertoe leidt dat kiezers nationale politiek als veel relevanter voor hun bestaan zien, en wat in Brussel gebeurt als weinig meer dan spilziek geknutsel van buiten de werkelijkheid levende bureaucraten – Mark Rutte bekrachtigde in januari dit beeld: ‘De Europese verkiezingen, ja, die vind ik niet zo relevant.’
Marginaliteit
De relevantie van de EU is evenwel enorm groot. Ze bepaalt de kaders waarbinnen nationale regeringen mogen opereren. Dat wordt duidelijk bij beschouwing van de eerste jaren na de crisis van 2008. Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje kwamen op als vernieuwende linkse krachten. Onder impuls van Yanis Varoufakis heeft Syriza gevochten voor een links beleid in Griekenland maar de kracht van het verenigd kapitaal, oftewel de trojka, deed Syriza zwichten. Podemos is weggezakt als gevolg van interne twisten over onder meer de EU. Zo opereert links tegenwoordig in de marge.
Drie benaderingen
Wat rest is op Europees niveau opgesplitst in drie benaderingen. De eerste is die van GUE/NGL (Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links). Dit is een bonte verzameling van meestal eigengereide ‘linkse’ projecten, van communistische partijen tot groenen en zelfs dierenpartijen. In Nederland behoren de populistische SP en de PvdD tot de fractie. Als tweede is er ‘Nu het Volk’, een alliantie geïnitieerd door Podemos, het Franse Insoumise en het Portugese Links Blok. De leden daarvan vinden dat slechts natiestaten in staat zijn om linkse politiek vorm te geven. En als derde is er DiEM25, een links pan-Europees project, opgericht door Yanis Varoufakis en Srećko Horvat. Maar die beweging heeft tot nog toe geen momentum kunnen genereren.
Herculestaak
Wellicht de belangrijkste verklaring voor het geringe enthousiasme voor pan-Europese politiek is de Herculestaak die dat met zich meebrengt. Wil de EU democratischer worden, dan moet het Verdrag van Lissabon op de schop. Daartegen zou geen van de 27 of 28 EU-lidstaten een veto mogen uitspreken. Alle lidstaten zover krijgen dat ze tegelijkertijd het neoliberalisme gedag zeggen lukt nooit. Daarbij komt nog dat de sociaaldemocratische partijen zo gehecht aan het pluche zijn dat ze niet zullen breken met de dominante conservatieve stroming (Europese Volkspartij) en van hen geen hulp voor een ommekeer is te verwachten. Niet voor niets dacht 10 procent VVD’ers dat Frans Timmermans hun kandidaat is.
Voorbij de waanzin
Met het vooruitzicht op minstens een decennialange strijd voor verandering op Europees niveau lijken kleine overwinningen op nationaal niveau en weerstand bieden aan EU-inmenging ondanks alles aanlokkelijker. De partijen van Nu het Volk met Podemos en Insoumise proberen aldus, evenals een aantal partijen uit GUE/NGL. Maar waarin kunnen ze zich, behalve in retoriek, onderscheiden van de sociaaldemocratie? Voor individuele lidstaten bepaalt de EU simpelweg het politieke speelveld. Het voorbeeld van Syriza met Varoufakis spreekt voor zich. De weg van Nu het Volk lijkt op de befaamde, aan Albert Einstein toegeschreven uitspraak: ‘Waanzin is steeds opnieuw hetzelfde doen, en dan verschillende uitkomsten verwachten.’ Het dilemma van links in de EU is duidelijk, maar wie vindt een uitweg?