Het Onland, zo heb ik eerder hier het tot buitenland verklaarde opsluitwezen genoemd, waar door het regime ongewenste vreemdelingen opgesloten worden (“te gast zijn”), zoals gisteravond vertoond op de Nederlandse televisie – zoals altijd als vulsel tussen de reclame. Kanttekeningen van een ooit-regelmatig bezoeker aan het Onland.
Wat je als je op bezoek gaat in het opsluitcentrum niet te zien krijgt zijn de massieve deuren met het luikje, de stapelbedden. De deur die om kwart over acht ´s ochtends open gaat en in het kader van de “versobering” blijkbaar nu om vijf uur ’s middags alweer dicht. In het beeldverhaal Het uiterste middel, dat blijkbaar in de zomer is gemaakt, zie je dat er nog vele uren daglicht zullen komen terwijl de gevangenen die geen gevangenen mogen heten daar binnen zitten.
Tussendoor: een stemming die met het woord landerig het best omschreven is. Meestal berusting, opstandigheid soms, bedroefdheid, schaamte tegenover het thuisfront – je gaat niet zeggen dat je achter tralies zit -, besef van uitzichtloosheid, doelloosheid. Vaak weet men wel dat uitzetten niet mogelijk is en dan volgt het klinkeren: op straat zetten met de mededeling dat de op straat gezette persoon binnen 24 uur het land verlaten moet hebben. Waarheen dan? In de tijden van treinkaartjes kreeg men het bedrag voor een treinrit naar Roosendaal, dat lag vanuit Amsterdam bekeken het dichtst bij Afrika. Bepaalde dingen kan men niet verzinnen.
In het opsluitcentrum is de verkeerstaal wat een kleine vijftien jaar geleden Krens heette, het Engels van de grensgevangenis. Een uitgekleed Engels. Je moet niet verwachten dat “How long have you been here in the Netherlands?” goed begrepen zal worden. “How long (are) you here?” – eventueel uit te breiden. Je komt er vanzelf wel achter of en in hoeverre de ander het Engels machtig is, of een andere taal die je zelf ook hebt geleerd. (Nee, Duits heeft geen zin hier). Zo heb ik onverwacht nut van mijn Portugees gehad.
Opmerkelijk: de vreemdelingengevangenis in Rotterdam had of heeft in de documentaire nog zichtbaar een bibliotheek. Als er een grens aan het budget voor de opbouw hiervan was hebben wij dit in ieder geval nooit bemerkt. “Wij” – mijn wederhelft en ik, die onvervaard en gedreven bijvoorbeeld een koopavond bij Nilsson & Lamm doorbrachten om een kar te vullen en onderwijl subversie binnensmokkelden (Ni Dieu ni maître, de anarchistische bloemlezing door Daniel Guérin vind ik nog steeds de mooiste vangst). Een vakantiedag in Brussel kwam neer op grootschalig inkopen in deze voorpost van de Franstaligheid. Reisgidsen, Lonely Planet voorop, mochten niet, want daar kon men dan kennis aan ontlenen over een land waar men niet vandaan kwam. Die restrictie was er. Een deerniswekkend argument. Een zeer tastbaar resultaat was het helpen aan de hand van een beeldverhaal bij het ter wereld brengen van een borelingske door een zwangere gevangene gaste (wat er van het kind geworden is kunnen wij niet weten).

Over het Uiterste Middel meer hier.
Een eerder door mij hier gepubliceerd verhaal gebaseerd op een Ware Gebeurtenis.
En Nieuws in dit verband:
De Anarchistische Anti-deportatiegroep Utrecht (AAGU) heeft zondag 15 november de Ferdinand Domela Nieuwenhuispenning 2015 ontvangen.