Een kwart van de beginnende leraren in het basisonderwijs geeft er binnen vijf jaar de brui aan. Dat is veel. Eerder suggereerde ik dat onderwijzers een betere honorering verdienen. Daar blijf ik bij; het is echter een deel van het verhaal. Een ander belangrijk aspect betreft de inhoud van het beroep.
Georganiseerd wantrouwen
Onderwijzers willen kinderen iets leren. Een dooddoener en ik zou die niet hoeven opschrijven. Toch ondervinden leraren de nodige problemen van hun eigen ministerie om hun primaire doelstelling te verwezenlijken. Een gesprek bij Buitenhof met Leraar van het Jaar Tingue Klapwijk en hoogleraar pedagogiek Micha de Winter was verhelderend. Klapwijk is een enthousiaste lerares, maar ze gruwt van de administratieve rompslomp. Zo’n 40 procent van haar tijd is ze bezig met administratieve verplichtingen in plaats van les te geven. De Winter is het er mee eens dat de regeldruk te groot is. Hij liet een formulier zien waarop tal van aspecten van leerlingen een score krijgen. Dit is georganiseerd wantrouwen, is de conclusie. De leraar moet verantwoording afleggen aan de schoolleiding, die weer aan de inspectie en die op haar beurt aan het Ministerie van Onderwijs. De grondhouding is dat er niets fout mag gaan en dat alles onder controle moet zijn.
Onderwijzen dat twee plus twee vier is, is niet zo moeilijk. Ik wil niet bagatelliseren, maar de lesstof voor de basisschool is voor vrijwel iedereen te behappen. Natuurlijk komt bij lesgeven meer kijken. Je moet een goede sfeer in de klas kunnen creëren, enthousiast zijn, zicht op problemengevallen hebben en tal van andere zaken. Daarom is niet iedereen voor leraar in de wieg gelegd. Maar beheers je het vak in voldoende mate, dan dien je als onderwijzer vertrouwen te krijgen. Dan hoef je niet voor ieder wissewasje een score bij te houden of een plan op te stellen. Vroeger op de lagere school werden kinderen beoordeeld op gedrag en vlijt. En alle kinderen kregen een 8. Dat maakte bovendien veel kinderen gelukkig omdat het de hoogste cijfers waren die ze op hun rapport zagen. Slechts bij hoge uitzondering, als een kind constant uit het raam zat te staren of voortdurend kattekwaad uithaalde, kon het een 7 krijgen. Vlijt en gedrag als attitudescores volstaan.
Pedagogische overkill
Waarom is de administratieve regeldruk ontstaan? Een belangrijke reden ervoor is de invloed van pedagogen. Die zijn opgeleid om het onderwijs te helpen verbeteren. Hoe weet je evenwel dat iets verbetert? Meten is weten, ook in de pedagogiek. In de loop der tijd zijn tal van vragenlijsten en scoreformulieren het klaslokaal binnengekomen. Dat was tevens prachtig materiaal voor managers om grip te krijgen op leraren. Alle scores bijhouden collega’s, dan kunnen jullie laten zien hoe goed jullie bezig zijn. Maar de regeldruk is verworden tot de wal die het schip keert. Het is onzinnig regelneuken.
De pedagogen waren op een zeker moment nodig. Ze moesten de kwaliteit van het onderwijs verbeteren tijdens de grote uitbreiding van het schoolsysteem na WO-II. Maar het werkveld van een pedagoog is anders dan van een arts of van een architect. Altijd zullen er mensen ziek zijn, of zijn er nieuwe gebouwen nodig. Daarentegen is een onderwijssysteem op een bepaald moment zo goed als af. Natuurlijk zijn er altijd details die beter kunnen, maar daarvoor heb je geen leger pedagogen nodig. Dat leger is inmiddels ontstaan. Dat zal zich met hand en tand verzetten tegen inkrimping. En het blijft doorgaan met het aanprijzen van niets aan het onderwijs toevoegende extraatjes.
De houding van “redden wat er te redden valt” was in Buitenhof voor de goede verstaander ook op te merken bij hoogleraar De Winter. Hij stelde voor onderwijzers academisch te scholen. Dat zou meerwaarde opleveren. Op zich is die aanname niet fout, maar welke kosten zijn ermee gemoeid? Hierboven stelde ik dat onderwijzen niet zo moeilijk is, behoudens een aantal mitsen en maren. Is het dan nodig de opleiding voor basisschoolleraar op academisch niveau te brengen? De Winters pleidooi is erop gericht om zijn instituut vol te krijgen met studenten. Als er nauwelijks nog pedagogen nodig zijn, kunnen de collegebanken opgevuld worden met onderwijzers in spe. Het lijkt erop dat de pedagogen minder oog hebben voor het belang van het onderwijs dan voor het behoud van hun eigen positie.
1.Sjaak Scheele pleit vooreerst terecht voor het conserveren van de sterke kanten van ons onderwijs. Ook Vlaanderen kent een sterke traditie. Te veel nieuwlichters, goeroes, beleidsmakers,onderwijs-sociologen, lege-dozen-pedagogen …stellen/stelden precies die vaste waarden in vraag. Dit leidde/leidt tot een aantasting van de kwaliteit van het onderwijs en bemoeilijkt(e) de taak van de leerkrachten.
2. Er zijn inderdaad ook steeds meer ‘lege-dozen’-pedagogen die al te vaak eerder een gevaar dan een zegen betekenen voor het onderwijs. Er zijn jammer genoeg steeds minder pedagogen die begaan zijn met wat er leerinhoudelijk en vakdidactisch gebeurt in klas, met hoe kinderen leren lezen, rekenen, schrijven … Ik reken me als pedagoog tot die laatste soor;, maar ook in Vlaanderen is die soort aan het uitsterven. Toen ik in 1970 in de (Vlaamse) lerarenopleiding als pedagoog startte, was het nog evident dat een pedagoog ook een specialist moest zijn inzake vakdidactiek. Er zijn overigens ook veel universitaire vakdidactici-nieuwlichters die een gevaar betekenen voor het onderwijs. (Zie http://www.onderwijskrant.be/blog ‘Onderwijskrant Vlaanderen’, tweets Raf Feys
moet zijn:
http://www.bloggen.be/onderwijskrant/
Sinds jaren 60-70 vorige eeuw hebben verschuivingen plaats gehad in het onderwijs. o.a. meer steun voor zwakke leerlingen (terecht)heeft geleid tot algehele verlaging van het niveau; van basisonderwijs tot en met wo. Kennisoverdracht werd gezien als zinloos uit het hoofd leren en er kwam meer aandacht voor ontwikkeling van vaardigheden (ook sociale). De achtergrond van deze keuzes was niet per sé onzinnig maar had een (wellicht) onbedoeld effect: nl onderwaardering voor (vak-)inhoudelijke kennis (over de hele breedte) en de illusie dat heel Nederland hoop opgeleid kan zijn.
Dan is het geen wonder dat het vak van onderwijzer wordt gezien als kinderen leren dat 2 + 2 = 4 en dat de lesstof voor vrijwel iedereen te behappen is.
De “ouderwetse” onderwijzer – opgeleid op de kweekschool – was in staat om op basis van eigen vakinhoudelijke kennis zijn/haar eigen lesmethode te maken en vragen van leerlingen te beantwoorden (ook de vragen van de intelligentsten in de klas)
Nu is het voldoende als een leerkracht in staat is bladzijden van de mooi geïllustreerde kant en klare lesmethoden van Zwijssen en Thieme/Meulenhoff om te slaan.
Het zou, vind ik, op zijn minst prettig zijn als leerkrachten in staat zijn om de fouten (taalkundig, spelling of vakinhoudelijk)in deze kant-en-klare lesmethoden op te merken.
Het niveau van de leerkracht moet echt omhoog. Aangezien het eindniveau van havo en vwo die toegang tot de opleiding verlenen beduidend lager is dan hun equivalenten 40 jaar geleden moeten er wellicht aanvullende eisen komen en de opleiding verzwaard.
(http://www.cito.nl/nl/onderwijs/hoger%20onderwijs/ho_toetsen_pabo/wiscat_pabo)
( http://www.bol.com/nl/p/de-taaltoets-pabo-haal-je-zo/1001004005852757/)
Als het goed is staan de echte pedagogen voor de klas.
De pedagogen waren op een zeker moment nodig. …..Daarentegen is een onderwijssysteem op een bepaald moment zo goed als af.
Reflectie op en onderzoek naar kwaliteit en effect van onderwijs blijven natuurlijk nodig. In hoeverre is het huidig onderwijssysteem geschikt om leerlingen voor te bereiden op hun toekomst?
Ik ben overigens van mening dat het niet de pedagogen zijn die het huidige onderwijs haar vorm hebben gegeven, maar dat het tot stand gekomen is op basis van politieke overwegingen, kostenplaatjes, en de eisen van arbeidsmarkt/ bedrijfsleven.
Oh ja, dan dit nog
http://www.stopdeovervolleklassen.nl/
@Duif
Verkleining van de klassegrootte is de beste maatregel om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Die 30 kinderen per klas stamt nog uit de tijd dat Nederland zo goed als unicultureel was. In de steden zijn kinderen in een klas soms afkomstig uit meer dan tien verschillende taalgebieden. Multiculturalisme heeft ook een prijs.
@Sjaak Scheele:
[In de steden zijn kinderen in een klas soms afkomstig uit meer dan tien verschillende taalgebieden. Multiculturalisme heeft ook een prijs.]
Ik ben zelf afkomstig uit een multiculturele samenleving en op de basisschool zaten er bij mij in de klas ook kinderen uit ongeveer 10 taalgebieden.
De leerkrachten konden er prima mee overweg: behalve de invalkrachten uit Nederland die voor een half jaar werden ingehuurd wanneer er een vaste leerkracht met “groot verlof” ging. Die misten de flexibiliteit en inventiviteit die onze vaste leerkrachten hadden:
Bijvoorbeeld iets even herhalen in het Engels, Frans of Spaans of: wanneer een “nieuwe” leerling een taal sprak, die de leerkracht niet machtig was (Italiaans, Chinees, Arabisch etc.) een kind van hetzelfde taalgebied uit een andere klas halen en die laten tolken.
Wij zaten ook met een kind of 25 a 30 in de klas en het ging prima.
Op het schoolplein leerde je ook veel van elkaar: ik kan, na meer dan 50 jaar. nog steeds vloeken in het Arabisch, schelden in het Italiaans en om een zoen vragen in het Chinees!
Goed verhaal