Het is voor velen moeilijk te bevatten dat de keuze voor het anarchisme niet betekent: in zwarte kleding gaan lopen, met een Zapatazakdoek of qufiya voor je snuf of een bivakmuts of capuchon op ruiten ingooien of wat de media er verder van zullen maken (qufiya? u bedoelt zeker zo’n Palestijnentheedoek…). Toen ik de politiek-filosofische keuze had gedaan kwam ik in een gezelschap terecht waar je eigenlijk niet serieus genomen werd als je niet ingevoerd was in Kierkegaard, Hegel en Marx tegelijk. O en Bakoenin er bij dan. Ik stel het wat gechargeerd maar wie in openbare bijeenkomsten van “de anarchisten” in de vroege jaren zeventig terechtkwam hoefde niet te verwachten oproepen tot brandstichting en glasbreken te horen te krijgen.
Ik durf er wel wat om te verwedden dat het nu trouwens niet anders is, ook al zullen de dialectiek en het historisch materialisme waarschijnlijk wel van het menu verdwenen zijn.
Het Nederlands anarchisme is altijd zeer ethisch ingesteld geweest. Vegetarisme, drankbestrijding, antivivisectie, dienstweigering en opkomen voor (universele) vrede zijn steeds de hoofdthema’s geweest. Ook al wordt het atheïsme beleden, het Nederlandse anarchisme is een domineesanarchisme. De twee grootste namen van de eerste helft van de afgelopen eeuw, Ferdinand Domela Nieuwenhuis en Bart de Ligt, waren dominees geweest. En dat waren dan niet eens christen- of religieus-anarchisten. Er waren ook anarchisten die dominee bleven: Schermerhorn, Bähler, Sevenster en velen meer.
Uit deze ethische sfeer kwamen grotendeels de mensen voort die je ontmoette als je “bij de anarchisten” kwam, ruim veertig jaar geleden. Zij fronsten met betrekking tot alcoholgebruik en roken (laat staan roken in pregnante zin). Alles wat naar geweld leek te zwemen werd radicaal afgewezen. Het zoeken naar wat toen “de libertaire Marx” heette (ik denk nog steeds dat hij bestaat) werd met argwaan bekeken. Hoewel ze kameraden heetten leken ze niet alleen gevormd in een andere tijd maar ook in een andere wereld. Het botste nog wel eens en hoewel ik de ouden ook niet begreep stond het mij wel tegen dat er zo moedwillig tegen hun principes werd ingegaan – bijvoorbeeld in de vorm van grootschalig zuipen op de camping tijdens de Pinksterlanddagen. Ik heb “de anarchisten” dan ook na tweeëneenhalf jaar verlaten, zonder veel spijt. Actie genoeg en scholing kon ik zelf wel tot mij nemen.
De twee grote namen van de tweede helft van de afgelopen eeuw – hoewel hun grote anarchistische tijd van voor de oorlog stamde – hebben hun openbare culturele stempel gezet. Anton Constandse was chef geweest bij het Algemeen Handelsblad, schreef in De Groene, Vrij Nederland en De Nieuwe Linie en was vast commentator bij de VPRO. Arthur Lehning kreeg op de valreep nog de P.C. Hooftprijs. Met deze grote namen bij de hand hoefden de media dan ook niet de onzin te verkopen die zij nu over anarchisme slijten. De Media als voertuigen van (ultra)rechtse propaganda, die waren er ook nog niet, ze zijn als het ware organisch gegroeid, vooral na de val van de Muur. Toch ben ik ook zelf in die dagen serieus (en paradoxaal) als autoriteit op het gebied van anarchisme behandeld. Daar hoef je nu niet meer om te komen.
Degene die internationaal als de belangrijkste anarchist van Nederland van de naoorlogstijd wordt gezien, Roel van Duijn, is “in eigen land” vooral object van bespionering en begluring.
We kachelen niet vooruit.
En ik zou niet weten in wat voor gezelschap ik bijvoorbeeld inmiddels zelf “de oude anarchist” zou kunnen wezen. al is dat weer geen reden tot overmatige treurnis.
Hoewel ik tevens stelselmatig weiger mijn verwantschap met de in zwarte kleding lopende , met een Zapatazakdoek of qufiya voor hun snuf of een bivakmuts of capuchon op ruiten ingooiende Anarcho-Punkisten te ontkennen , is dat heden ten dagen mijn pad niet meer , maar ik heb geen centje spijt van de tijd dat het mijn pad wél was , en bewondering voor mijn geliefde van 34 jaar her , Joke Kaviaar , die zich nog altijd vol voor “de zaak ” kan inzetten ….
Nee, ik weiger ook zomaar afstand te nemen van de zwartgekleden, zoals Chris Hedges dit zo omstandig doet. Zal moeilijk te bevatten zijn; ik distantieer mij niet zomaar maar ik heb er zelf nooit bijgehoord. Houd van geen enkel uniform (draag ook geen blue jeans).
Ah ja..de Pinksterlanddagen en het anarchistische generatieconflict…ik zie mezelf nog met de tassen vol beugeltjes Grolsch het terrein opwandelen, terwijl de ouderen hoofdschuddend toekeken, zonder er wat van te zeggen. Moet in ’95 zijn geweest of zo. Een drinkende arbeider denkt niet en een denkende arbeider drinkt niet was de leuze van de ouderen. Als ik het me goed herinner hangt er zelfs een plakkaat met die leuze in de kantine. Waar wij standaard de leuze: drinkende denkers arbeiden niet tegenover stelden.
Ik heb me nog vaak voorgenomen weer eens een kijkje in Appelscha te nemen, maar het is er nooit meer van gekomen.
@3
Verheug u. Deze Pinksteren wegens groot succes weer een kans.