Driemaal afscheid in muziekland

Het jaar 2020 deelt ook in de muziekwereld dreun na dreun uit. Soms was het corona. Soms was het ouderdom. Soms was het nog iets anders. Dodelijk was het allemaal. Een paar muzikanten die dit jaar zijn overleden, krijgen van mij wat speciale aandacht. Daar hebben ze recht op. Niet als enigen, maar ruimte, tijd en ook aandacht zijn niet onbeperkt.

Reinbert de Leeuw

Op 14 februari 2020 al overleed Reinbert de Leeuw, pionier van wat met een merkwaardig woord moderne klassieke muziek genoemd zou kunnen worden. Modern, want twintigste en eenentwintigste eeuw, en dat is niet de tijd van de klassieke muziek van Haydn, Beethoven en Mozart. Toch klassiek, want het betreft duidelijk geen jazz, rock of popmuziek, doch muziek met dezelfde artistieke lading als de eerder genoemde componisten. Gecomponeerde, niet geïmproviseerde, verregaand uitgedachte muziek dus, niet bedoeld om op te dansen of om doorheen te praten maar om naar te luisteren. Ja, dat geldt ook voor veel rockmuziek die je in die zin dan ook ‘klassieke’, ‘ serieuze’ muziek kunt noemen. Waarmee maar weer eens aangetoond is hoe betrekkelijk al die begrippen zijn.

Reinbert de Leeuw was een van de jonge componerende rebellen die late jaren zestig het gevestigde muziekwereldje op zijn kop hielp zetten. Hij was betrokken bij Actie Notenkraker,(1) toen deze aanstekelijke raddraaiers in het Concertgebouw met ludieke actie aandrongen op forse vernieuwing in de programmering. Aanvankelijk hadden de opstandige toonkunstenaars ook openlijk politieke doelen en spraken ze zich uit voor wat doorging voor radicaal links. In latere jaren was er van expliciet politiek radicalisme bij De Leeuw weinig te merken. Des te opmerkelijker waren zijn muzikale verrichtingen. Ja, enkele eigenlijke composities. Maar vooral uitvoeringen van niet door hemzelf geschreven werk maakten hem befaamd en invloedrijk. Hij vormde een ensemble waarbij hij uitvoeringen van veel belangwekkende eigentijdse muziek hielp verzorgen, het Schönberg Ensemble. Ik ben helemaal geen kenner van hedendaagse klassieke muziek trouwens, en veel ervan vind ik gewoon ook niet mooi. Maar dat is geen reden om Reinbert de Leeuw te veronachtzamen. Integendeel, want als er iemand was die deze muziek begrijpelijk hielp maken en de liefde en aandacht ervoor bevorderde, dan was hij het wel.

Ik herinner me bijvoorbeeld hoe liefdevol hij in de late jaren negentig in een TV-programma op de zondagavond de Franse avantgarde-componist Claude Vivier belichtte. Intense muziek die op niets bekends lijkt. Een tragisch leven, op vrij jonge leeftijd vermoord. De Leeuw maakte zich sterk voor zijn werk.(2) Dank.

Dan is er natuurlijk zijn veel bekendere bijdrage aan de waardering voor Erik Satie, die wonderlijke Franse componist uit de late negentiende en vroeg twintigste eeuw, bekend vanwege zijn dromerige pianomuziek. Daar heeft De Leeuw dus in de late jaren 1970 een opname van gemaakt die brak met hoe mensen het tot dan toe kenden. Satie, dat was voordat De Leeuw er aan kwam een beetje vreemde tingel-tangel-muziek, niet al te serieus te nemen. De Leeuw halveerde zo ongeveer het tempo, en daarmee werden de Gnossiennes – zoals een aantal van die stukken bekend stonden – meteen een andere wereld. De muziek is niet atonaal. De muziek voldoet ook niet aan de gangbare tonaliteit. Alles klopt, en tegelijk klopt er niets, omdat alles tevens zweeft. Dat deed natuurlijk de componist zelf. Maar De Leeuw zorgde ervoor dat we het goed konden horen ook.

Ik noem bijvoorbeeld nog zijn uitvoering van 4.33 van John Cage. Dat is een wereldberoemd werk omdat er ogenschijnlijk niets gebeurt. De Leeuw liet in het programma De Wereld Draait Door zien en horen hoe dat zat.(3) Hij nam plaats achter de piano, de bladmuziek voor zich. Hij raakte geen toets aan. Hij hield dat vier minuten en drieëndertig seconden vol. dat was het werk. Stilte – of nee, de geluiden die je juist hoort omdat de piano zelf geen geluid voortbrengt. Een adem hier, iets dat valt verderop, een enkeling die het grappig vindt en in de lach schiet. De leegte vult als het ware zichzelf, dat is het vertrouwen in het spontane gebeuren waarvan John Cage via deze compositie getuigt. Het is een vertrouwen dat niet verbaast als je weet dat Cage geïnspireerd werd door het Chinese taoïsme en er ook openlijk anarchistische sympathieën op na hield. Daar vertelde De Leeuw niet over, voor zover ik me herinner. Maar dat hij John Cage’s 4.33 zo onder de aandacht bracht, is een van zijn vele verdiensten.

Ja, hij deed ook minder hypermoderne muziek. Zo heeft hij ook wel eens een uitvoering van de Matthäus Passion, dat jaarlijks terugkerende passieverhaal van Johann Sebastian Bach, voor zijn dirigentenrekening genomen. Ook belangrijk, maar niet waarvan we ons Reinbert de Leeuw zullen herinneren. Hij was, is en blijft een groot ambassadeur voor juist die moderne muziek. In tijden waarin flut-intellectuelen ook die muziek tot doelwit maken in hun kruistocht tegen alles van waarde, hebben we een extra reden om hem niet te vergeten.

Tony Rice

Reinbert de Leeuw overleed aan het begin van het jaar, toen Het Virus voor de meesten van ons nog een verre dreiging was. Dat virus heeft een spoor van dood en verderf achtergelaten, ook onder muzikanten. Straks licht ik er daarvan een uit die voor mij belangrijk was en is. Maar eerst spring ik naar het einde van het jaar, naar 28 december 2020. Toen werd bekend dat Tony Rice was overleden, op de niet zo hoge leeftijd van 69 jaar. Wie was Tony Rice nu weer? Ik had er ook maar vagelijk van gehoord, omdat ik heel af en toe graag naar een flinke lading bluegrass luister. Hier geldt: een nummertje bluegrass is geen bluegrass, het begint wat te worden als je het een half uurtje op hebt staan. Live optredens, nou ja, video’s daarvan, bij voorkeur.

En wat is bluegrass? Eerst had je traditionele Amerikaanse folkmuziek van nakomelingen van Britse settlers in bijvoorbeeld de Appalachen. Daar kwam in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw de Old time country music uit voort: alles ietsje sneller, ietsje gestroomlijnder. Welnu, dat werd in de jaren veertig in turbo-versie verder ontwikkeld door onder meer mandolinespeler Bill Monroe, gitaarspeler Lester Flatt en bespeler van de vijfsnarige banjo Earl Scruggs. Banjo, gitaar, mandoline, vaak ook contrabas, en vaak vrij hoge ijle zang, eenstemmig in de coupletten, meerstemmig close harmony in de refreinen. Dat was en is bluegrass. O, die naam? De staat Kentucky, waar deze muziek deels ontstond, heeft als bijnaam The Bluegrass State.

Tony Rice speelde bluegrass op gitaar, en zong er bij. Dat gitaarspel van hem – flatpicking is het, oftewel spelen met plectrum – is iets bijzonders. Bij veel bluegrass-ensembles doet de gitarist strakke begeleiding net hier en daar een lekker loopje zodat iedereen weet dat de gitarist ook echt wel kan spelen. Tony Rice neemt met die loopjes het ene virtuoze loopje na het andere. In hoog tempo en ogenschijnlijk het grootste gemak rollen de solo’s er uit. Er zit bij hem, veel meer dan bij de eerste generatie bluegrass-spelers, een flinke dosis jazz in die solo’s trouwens. Hij zong ook, ik heb terwijl ik deze alinea’s schrijf een concert van hem, met een goede groep muzikanten er omheen, op staan uit 1986.(4) De ene country en folk klassieker na de andere rolt er uit.

Gezondheidsproblemen zorgden ervoor dat zingen en spelen ernstig gehinderd werd. In 2013 werd hij ‘opgenomen in de International Bluegrass Hall of Fame’ – en daar deed hij meteen zijn laatste gitaaroptreden in het openbaar.(5) Bluegrassliefhebbers zullen hem missen, en ik kan heel goed begrijpen waarom.

John Prine

Een wel hele zware dreun vond ik het overlijden van John Prine op 7 april 2020. Ik had kort ervoor al gehoord dat hij ziek was en op de IC lag. Jawel, corona, en hij haalde het dus niet. Het was tijdens wat inmiddels de eerste lockdown genoemd kan, worden, weet je wel, die Intelligente, zonder beschermingsmiddelen in de zorg en dat soort Disseliaanse ellende meer. En dan ook nog dit nieuws. John Prine. Tweemaal kanker overleefd, een operatie aan de nek vanwege de eerste kanker te boven gekomen, toch weer gaan zingen… en dan dit. Waarom hij, waarom niet Trump?! Geen antwoord, uiteraard. Maar het deugt gewoon niet.

Wat deed John Prine er toe? Veel, en niet alleen voor mij. Hij was een van de talloze singer-songwriters die in de jaren zestig en zeventig in de VS opdoken nadat Bob Dylan als rolmodel in het genre beroemd was geworden. John Prine was postbode, speelde en zong voor zijn plezier, kwam vaak kijken in een pub in zijn woonplaats in Chicago. Nadat hij eens een kritische opmerking maakte, kreeg hij te horen: ‘Denk je dat jij het beter kunt dan?!’ Toen was er geen ontkomen meer aan.(6)

In 1971 kwam er een eerste album van hem ter wereld, heel poëtisch ‘John Prine” geheten. Zijn laatste album verscheen in 2018: ‘The Tree of Forgiveness’. Daartussen lagen drie huwelijken, twee keer kanker, maar ook een eindeloze reeks optredens, een indrukwekkende lijst albums, en een stoet liedjes waar ik dus geen genoeg van krijg. Ze staan nu weer op hier, deze keer via ene concertopname in Los Angeles in 2014.(7)

Die liedjes zijn miniatuurtjes. Geen virtuositeit. Geen complexiteit met over elkaar struikelende harmonieën. Gewoon drie of vier akkoorden, in voor de hand liggende volgorde, rustig op gitaar gespeeld. Driekwartsmaat, vierkwartsmaat, heel standaard en mede daardoor bijzonder. Want binnen dat stramien vertelt hij zingend zijn anekdotes over het leven, de liefde, en de harde wereld die het leven van mensen vaak zo moeilijk maakt. Veelal met een knipoog, tegelijk met een ondertoon van melancholie. Zijn zang paste daar perfect bij. Zingen deed hij met een van het begin af aan al wat gruizige stem. Na zijn nek-operatie is die gruizigheid sterk toegenomen, maar zeker niet minder expressief geworden.

Ik noem wat hoogtepunten uit zijn vele liedjes. Van zijn eerste album: ‘Sam Stone’,(8) het verhaal van een teruggekeerde Vietnamveteraan:

‘There’s a hole in daddies arm where all the money goes,
Jesus Christ died for nothin’, I suppose…’.

En ‘Your Flag Decal Won’t Get You Into Heaven Anymore’,(9) een opgewekte tirade tegen patriottisch vlagvertoon:

‘But your flag decal won’t get you into heaven anymore
They’re already overcrowded from your dirty little war
Now jesus don’t like killin’ No matter what the reason for
And your flag decal won’t get you into heaven anymore’.

Dit was dus in 1971, de Vietnamoorlog was nog niet voorbij. Waar hij stond, was duidelijk.

Het zou verkeerd zijn op Prine af te doen als ‘protestzanger’. Hij was veel meer dan dat, en een nadrukkelijke politieke rol nam hij sowieso niet in. Maar hij schilderde met zijn liedjes wel een realiteit van in de steek gelaten, vaak door het ontredderde, mensen die op een of andere manier er toch wat van probeerden te maken. Liefdesliedjes hoorden daarbij, liedjes van afscheid en verlies ook. Breekbaar-wrang is bijvoorbeeld “All the Best’:(10)

‘I wish you love, I wish you happiness.
I guess I wish you All the Best,
I wish you don’t do like I do,
And never fall in love with someone like you’.

Daar kan de geliefde het mee doen. Maar wat emotie in alle eenvoud van wat getokkel, een paar akkoorden en die stem.

De eerste song die ik van hem leerde kennen ging over iemand die door een trein was overreden, het prachtige Bruised Orange (Chains of Sorrow), van het album Bruised Orange uit 1978, met een saxofoonsolo als naspel. Drie akkoorden, en ik zou zeggen een driekwartsmaat, of anders zes achtste. Doodsimpel. Maar maak maar eens zoiets!

Af en toe deed hij duetten. Heel indrukwekkend is ‘Angel from Montgomery’(11), een schets van een echtpaar dat kennelijk lang samen is en elkaar weinig meer heeft te vertellen, verteld vanuit het perspectief van de vrouw. De hartverscheurende woorden:

‘There is flies in the kitchen
I can hear’em buzzin’
And I ain’t done nothin’
Since I woke up today

but how the hell can a person
Go to work in the morning
Then come home in the evening
And have nothing to say?

Ook dit staat op zijn eerste album, maar je doet jezelf een extra plezier als je ook andere opnames checkt waarin hij het als duet zingt. Met Bonnie Raitt (12) bijvoorbeeld. Of met Emmylou Harris (13). Er is nog een mooiere, met een zangeres waarvan ik de naam echter niet meer weet te achterhalen. Er zijn misschien zelfs nog mooiere die ik niet eens ken, want er duikt steeds nieuw – nou ja oud maar voor mij onbekend – materiaal van John Prine op Youtube op.

Ik ga er over ophouden, maar nog niet meteen. Zonder een verwijzing naar ‘Some Humans Ain’t Human’(14) kan ik de lezer en hopelijk ook luisteraar niet laten gaan. Een ironische kijk op de Slechtheid der mensen, met dat slepende begin:

‘Some Humans ain’t Human,
Some people ain’t Kind,…’

Verderop wordt het specifieker:

‘You might go to church, and sit in a pew
Those humans who ain’t human Could be sittin’ right next to you
They talk of their family, they talk of their clothes
While they don’t know their asses, From their own elbow’

En dan weer dat trage ‘hmmmm hmmmm’… waarna de zanger van zingen even in spreken overgaat om ons te vertellen:

‘Have you ever noticed, When you’re feelin’ real good
There’s always some pigeon that’ll come shit your hood
Or upuir feelin’ your freedom And the world’s off your back
Some cowboy from Texas Starts hiw own war in Iraq’…

En dan weer: ‘Some Humans ain’t’ Human…’ Heerlijk.

Voor nu heb ik genoeg verteld. John Prine is er niet meer. Maar zijn muziek blijft zingen en vertellen.

Noten:

1 ‘Aktie Notenkraker’, op: wikipedia

2 zie bijvoorbeeld: ‘Claude Vivier door de ogen van Reinbert de Leeuw’, NPO Radio 4, op Youtube, 28 januari 2020

3 ‘Reinbert de Leeuw over John Cage – 13-12-2010’, 13 december 2010 in De Wereld Draait Door

4 ‘Tony Rice Strawberry ‘86’, online gezet door Sonora Dale, op 3 maart 2018

5 AP, ‘Master bluegrass picker Tony Rice dies aged 69’, The Guardian, 28 december 2020

6 ‘John Prine Live 2014 Greek theatre Los Angeles’, op 9 april 2020 op Youtube gezet door Image factory productions Kissinger

7 Biografische gegevens ontleend aan ‘John Prine’, Wikipedia

8 John Prine, ‘Sam Stone’

9 John Prine, ‘Your Flag decal Won’ t Get You Into Heaven Anymore’

10 John Prine, ‘All The Best’

11 John Prine, ‘Angel from Montgomery’, op: http://www.jpshrine.org/lyrics/songs/jpangelfrom.html

12 via https://www.youtube.com/watch?v=1T5NuI6Ai-o

13 via https://www.youtube.com/watch?v=QXo3K8l-uDc

14 John Prine, ‘Some Humans Ain’t Human’

Ook verschenen bij: PeterStormt/

– Uitgelichte afbeelding: Door Bert Verhoeff (ANEFO) – GaHetNa (Nationaal Archief NL) 923-4615, CC0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=37513093