In Nederland is de vulgaire discriminatie die op straat te bevoelen is, lang niet zo erg als de sluimerende politieke en institutionele discriminatie, die gelardeerd zijn in de fijnmazigheid van het Nederlandse systeem. Het was de Franse filosoof Jean Paul Sartre die in zijn essay “een kwestie van methode” waarschuwde niet blind te varen op oppervlakte verschijnselen maar je meer te richten op de methode, het systeem.
Teeven en Opstelten hebben het voor elkaar gekregen dat de rassenjustitie meer structuur en inhoud heeft gekregen. Hiertegen ageren heeft tenminste zin en niet bijvoorbeeld tegen de discohouder die tegen allochtonen (met veelal een zwarte huidskleur) een poortbeleid hanteert. Hetzelfde geldt voor de arbeidsmarkt. Hoog opgeleide allochtonen worden op grond van de wet ” het kunnen verrichten van werk dat maatschappelijk aanvaardbaar is” , geroutineerd naar de sanitaire voorziening verwezen tegenover hun Nederlandse collega’s, die ook al kunnen ze bijvoorbeeld niet eens uitleggen wat het grammaticale verschil is tussen de voornaamwoorden “hun” en “hen”, taalgerelateerde banen in de schoot geworpen krijgen.